Evolutie van de mens

bijgewerkt 26-12-2023

bron: vnl. wikipedia, EOS en VK


De eerste mensachtigen, Hominiden, leefden al vóór het begin van het Pleistoceen (2,58 miljoen jaar geleden)  in Afrika.
‘Hominiden’ zijn alle soorten aan de menselijke kant van onze stamboom die zich 6 tot 8 miljoen jaar geleden splitsten van onze gemeenschappelijke voorouder, die we delen met de chimpansee.

Met name de groeisnelheid, met name in het embryonale stadium, en de uiteindelijke grootte van de hersenen zijn zeer bepalend geworden. Onze hersenen zijn heel groot in verhouding tot ons lichaam. Dat is typisch voor onze soort, de Homo sapiens.Tegenover al die mogelijke nadelen van ons grote hoofd (bij de geboorte) staat wel een heel groot voordeel. Dankzij het grote menselijke brein hebben we talloze talenten en vaardigheden ontwikkeld. De evolutie van onze grote hersenen heeft bijgedragen aan de dominantie van onze soort en aan de capaciteit om technologie en andere werktuigen te gebruiken. We hebben er ook onze creativiteit en het vermogen om te overleven in verschillende gebieden aan te danken.

Gedurende het vroege Pleistoceen kwamen met Homo erectus de eerste mensen naar Europa. Daarvan zijn echter maar weinig sporen teruggevonden.

Ten tijde van het Midden-Pleistoceen (781.000 jaar geleden) heeft Homo Heidelbergensis de aarde bewoond. Bekende vindplaatsen van sporen van vroege mensen zijn de Balkan, Frankrijk en Spanje.

De neanderthalers leefden tot zo'n 40.000 jaar geleden in Europa. We weten iets over hen door de gevonden voorwerpen die ze maakten en de overblijfselen van hun eigen beenderen.

De eerste sporen van de vroege moderne mens in Nederland zijn gedateerd op het eind van het laatste glaciaal( einde Weichselien 12.700 jaar geleden). Nederland werd toen bevolkt door de rondzwervende, jagende mensen van de Hamburgcultuur.

Een aantal mensensoorten waarvan betrekkelijk veel bekend is (van oud naar jong):

Homo habilis is een uitgestorven mensensoort die 2,2 tot 1,5 miljoen jaar geleden in Oost-Afrika leefde. Deze soort was kleiner dan de tegenwoordige mens en had een geschatte lengte tussen 1,20 m en 1,55 m. Er zijn zeer weinig fossiele resten van Homo habilis bekend. Over de taxonomie van deze soort bestaat onenigheid. Volgens sommige onderzoekers zijn de resten te primitief om in het geslacht Homo te passen en zou plaatsing in Australopithecus meer gerechtvaardigd zijn.

De streken waar Homo habilis van bekend is, lagen indertijd in de savanne.

Homo erectus (Latijn voor 'rechtopgaande mens') is een uitgestorven mensensoort die van 1,9 miljoen tot 140.000 jaar geleden leefde.Deze soort leefde hoofdzakelijk na Homo habilis, maar het is niet uitgesloten dat beide soorten gedurende een zekere periode tijdgenoten van elkaar waren en een onbekende gemeenschappelijke voorouder hebben.

Homo heidelbergensis is een uitgestorven mensensoort die leefde tussen 500.000 en 200.000 jaar geleden. De soort wordt beschouwd als directe voorouder van zowel de moderne mens (Homo sapiens), de neanderthaler als de denisovamens. Ze wordt ook wel als pre-neanderthaler of archaïsche Homo sapiens gezien.

De neanderthaler (Homo neanderthalensis, ook wel Homo sapiens neanderthalensis) is een uitgestorven mensensoort (of ondersoort). De mensensoort neanderthaler is gedurende een periode van honderdduizenden jaren geleidelijk geëvolueerd vanuit de mensensoort Homo heidelbergensis.

Vondsten van skeletdelen van neanderthalers zijn gedaan in Europa, het Midden-Oosten en Centraal-Azië tot aan de Altaj. Uit Afrika en Oost-Azië zijn geen vondsten bekend.

Homo is een geslacht van de mensachtigen (Hominidae, Hominiden). De moderne mens (Homo sapiens) is de enige nog levende soort van dit geslacht en leefde vanaf 250.000 jaar geleden tot heden.

Er zijn twee leidende theorieën over de verspreiding van Homo sapiens over de wereld. Volgens het multiregionaal model zou Homo sapiens meerdere voorouders gehad hebben. Daarnaast bestaat de meer algemeen aanvaarde enkele-oorspronghypothese.

Tegenwoordig wordt soms geopteerd om te spreken over de ondersoort Homo sapiens sapiens als het over de mens gaat. Dit laat duidelijker het onderscheid zien met de (mogelijke) ondersoorten Homo sapiens diluvialis (cro-magnonmens) en Homo sapiens idaltu, beide uitgestorven.

 

De mens is over de hele wereld verspreid en op alle continenten behalve Antarctica komen grote populaties voor. Eind oktober 2011 telde de Aarde een totaal van 7 miljard levende mensen.

Er is slechts één nog levende ondersoort en dat is Homo sapiens sapiens.

Vergeleken met veel andere diersoorten beslaat de bestaansgeschiedenis van de mens een relatief korte periode. De moderne mens kwam als cro-magnonmens circa 50.000 tot 40.000 jaar geleden naar Europa, maar bestond in Afrika al langer. Deze 'Afrikanen' worden wel gezien als voorlopers van de cro-magnonmens. Met de vondst van twee schedels bij de Omo-rivier, Ethiopië, in 1967 werd deze theorie onderbouwd. Wetenschappers hadden deze twee schedels op 130.000 jaar gedateerd. Later onderzoek leek aan te tonen dat twee schedels van Homo sapiens mogelijk veel ouder (195.000 jaar) waren.

Sommigen beweren, naar aanleiding van enkele vondsten in China, dat Homo sapiens op verschillende plaatsen in de wereld tot ontwikkeling is gekomen, niet alleen in Afrika. DNA onderzoek ondersteunt echter de theorie dat de mens (grotendeels) uit Afrika afkomstig is. Bij vulkaanuitbarstingen op Sumatra zouden 70.000 jaar geleden de toen bestaande mensensoorten grotendeels zijn uitgestorven, alleen in het zuiden van Afrika overleefden zo'n 12.000 moderne mensen. Van hen zouden alle 7 miljard nu levende mensen afstammen.

Meer dan 90% van de tijd dat de moderne mens bestaat, leefde hij in kleine groepen jager-verzamelaars. Doordat mensen de mogelijkheid hadden informatie aan de volgende generatie door te geven ging de culturele evolutie steeds sneller. Rond 10.000 jaar geleden begonnen de bewoners van het Midden-Oosten de domesticatie van dieren en planten, wat leidde tot een grote verandering in levensstijl, die de neolithische revolutie wordt genoemd.

Met zijn nieuwe levensstijl kreeg de mens een enorme invloed op andere soorten en door het grootschalig ontbossen om nieuw landbouwgebied te krijgen zelfs op het klimaat. Zo is het aandeel broeikasgassen (vooral methaan, maar ook koolstofdioxide) met hun grote invloed op het klimaat al rond de introductie van de landbouw (in afwijking met eerdere interglacialen) gaan stijgen.

Hoewel de mens in geïsoleerde gebieden waar weinig domesticeerbare planten konden groeien nomadisch bleef, ontstonden elders permanente woonplaatsen. Dankzij steeds effectievere landbouwmethoden konden steeds meer mensen samenleven op kleine oppervlakten, waardoor georganiseerdere vormen van samenleving nodig werden waarin arbeidsdeling optrad. Het overschot aan voedsel maakte een heersende klasse mogelijk, en de eerste beschavingen ontstonden in Egypte, de Indusvallei en Mesopotamië rond 6000 jaar geleden.

 

Nederland

Nederland is gevormd tussen de laatste twee ijstijden, d.w.z. tussen 238.000 en 11.270 jaar geleden. Door de rivieren de Rijn, Maas, Schelde en Eems kwamen er mensen in Nederland wonen. De eerste bewoners van Nederland waren de jagers-verzamelaar. Zij leefden van het jagen en het verzamelen van voedsel. Nederland zag er toen heel anders uit dan nu en de Waddenzee en het IJsselmeer waren nog gewoon land.

De oudste sporen van bewoning komen uit 25.000 v.Chr. Rond 11,000 v.Chr. kwam de landbouwrevolutie naar Nederland. In plaats van te jagen en te verzamelen bleven mensen nu op één plek. Zo ontstonden er allemaal kleine dorpjes die leefden van de landbouw. De eerste boeren leefden in Zuid-Limburg. Men leefde toen vooral in het zuidoosten en oosten. Aan de kust was er één groot moeras. De Zuiderzee bestond toen nog niet, dit was ook één groot moeras. Hier leefden toen veel vogels en vissen.

Tijdens de Late Steentijd, van 11.000 v.Chr. tot 3000 v.Chr., nam de bevolking met name in de hoger gelegen delen van Nederland zoals de Utrechtse Heuvelrug sterk toe. Het bos werd gekapt om landbouw en veeteelt te bedrijven. Vanaf de IJzertijd tot de Vroege middeleeuwen verplaatste de landbouw zich geleidelijk naar lager gelegen gebieden en kreeg de veeteelt de overhand.

De oudste menselijke bewoners in Nederland waren waarschijnlijk neanderthalers die aan het einde van het Midden-Pleistoceen, 465.000 – 128.000 jaar geleden en het Laat-Pleistoceen 128.000 – 115.000 jaar geleden in Noordwest-Europa verbleven.

De oudst bekende sporen in Nederland dateren uit het Midden-paleolithicum, ca. 250.000 jaar geleden, en zijn resten van een kamp in de Belvédère-groeve bij Maastricht en de groeve Kwintelooijen bij Rhenen. Het is niet precies bekend wanneer de moderne mens naar Europa kwam, maar zijn aanwezigheid blijkt uit vondsten gedateerd uit de laatste ijstijd.

Op de Utrechtse heuvelrug bij Rhenen gevonden vuurstenen gereedschappen van 100.000 tot 150.000 jaar oud (Midden-paleolithicum) behoren tot de oudste vondsten in Nederland ten noorden van Zuid-Limburg. In het Laat-paleolithicum nemen de vondsten toe en vinden we ook nederzettingsresten.

Tijdens het Mesolithicum (circa 9000-4500 vC) verbeterde het klimaat en nam de bevolking van jagers en verzamelaars toe. In het Vroeg-Neolithicum (circa 5000-4000 vC) zien we de eerste landbouw en veeteelt. Samenhangend met de sterke bevolkingsgroei en sociale ontwikkeling van het Laat-Neolithicum (circa 3100-2100 vC) ontstaan de eerste grafheuvels op de heuvelrug.

Onlangs bleek (bron VK): De eerste moderne mens op Nederlandse bodem had zwarte huidskleur en blauwe ogen.

De oer-Hollander was niet wit en blond, maar zwart. De vroegste moderne mensen, die ongeveer tienduizend jaar geleden rond en voor de Nederlandse kust leefden als jager-verzamelaar, hadden een donkere huid en vaak lichte ogen. De zwarte oer-Hollanders leefden in het huidige Nederland en het gebied genaamd Doggerland, dat zich voor de kust uitstrekte op wat nu de bodem van de Noordzee is.

Pas veel later, met de opmars van de landbouw vanuit het huidige Turkije en vervolgens met de komst van steppenvolkeren vanuit het oosten, kregen de inwoners een steeds lichtere huidskleur. Dat ging geleidelijk, naar schatting vijf- tot drieduizend jaar voor Christus. Vermoedelijk was de lichte huidskleur vooral een aanpassing op het vitamine-D-arme, granenrijke voedsel van landbouwers. Een lichtere huid laat meer zon door en zorgt zo voor meer aanmaak van die vitamine. 

 

zie verder … Geschiedenis van Nederland
en                 www.lucyonline.nl/oermens naar mens

Het is maar een getal
Voornoemde getallen zijn niet altijd onomstreden, zoekend naar de Heidelbergensis wordt 700.000 jaar geleden genoemd, maar ook 500 of 250 duizend jaar geleden, de geleerden zijn het niet altijd eens.

Die jaren, miljarden, miljoenen, duizenden zijn duizelingwekkend, maar, om hier toch een gevoel bij te krijgen is het aardig om die 4,5 miljard eens te vergelijken met iemand die nu 100 jaar is. Hoe oud zou hij/zij zijn geweest bij een bijzondere gebeurtenis?

Kijk eens in onderstaande tabel:

De eerste mens verscheen dus pas 2 uur vóór die 100e verjaardag in Nederland, maar dat is wel zo'n 12.700 jaar.