Deelgebieden

bijgewerkt 04-05-2021

In dit onderdeel “Deelgebieden” wordt een overzicht gegeven van de te onderscheiden deelgebieden van de Heuvelrug en haar randgebieden.

Per deelgebied wordt een overzicht gegeven van de aardkundige waarden met indien aanwezig ook de aardkundige monumenten, natuur en cultuurhistorie.

 

 

Heuvelrug Noord-het Gooi
In het uiterste zuidoosten van de provincie Noord Holland is het Gooi een natuurrijke, maar dichtbevolkt geraakte streek. We vinden er het noordelijk deel van een complex heuvelruggen, dat overigens in de aangrenzende provincie Utrecht is gelegen en zijn ontstaan vooral dankt aan afzettingen door opstuwend expanderend landijs uit Scandinavië.

In het Gooi creëerde de zich uitbreidende ijskap daarbij twee overwegend noord-zuid georiënteerde, brede heuvelruggen van enkele tientallen meters hoogte.

In historische tijd was een deel van de windafzettingen onder invloed van allerlei menselijke activiteiten (andermaal) onderhevig aan verstuiving, als gevolg waarvan uiteindelijk een grillig reliëf kon ontstaan.

Voor een stuwwallenlandschap is uniek dat in het Gooi enkele eeuwen geleden grote aaneengesloten oppervlakten planmatig werden afgezand en de afvoer van de grond via speciaal daartoe gegraven kanalen gebeurde. Een dergelijke exploitatie van hooggelegen zandgronden vond in ons land verder namelijk alleen in de duinstreek langs de kust plaats.
zie verder ...

 

Eemland
Kenmerkend voor Eemland is het open, vrijwel lege polderland dat het resultaat is van de eeuwenlange strijd tegen het zeewater.
Dit in contrast met het gesloten bosrijke stuwwallenlandschap van de Heuvelrug aan de zuid- en westzijde. De openheid zet zich door in het Gooimeer/Eemmeer en in zuidelijk Flevoland. De Eem met zijn dijken snijdt als een wig door dit lege land.

Het overstromingsgebied van de voormalige Zuiderzee liep vanaf de 
Utrechtse Heuvelrug tot voorbij Harderwijk. Een unieke serie waaien langs de Eem getuigt van de veelvuldige dijkdoorbraken. Om aan de invloed van de zee te ontkomen verschansten de bewoners zich achter de Wakkerendijk en gingen wonen op hoger gelegen plekken, zoals het planmatig aangelegde vestingstadje Bunschoten.

Spakenburg herinnert met zijn botterhaven aan de visserij op de voormalige
Zuiderzee. Bij Eembrugge liggen de resten van Huis ter Eem, eens een strategisch belangrijk bisschoppelijk kasteel.

Vanaf omstreeks 1250 tot ver in de 17de eeuw is het gebied stapsgewijs 
noordwaarts bedijkt en ontgonnen in lange, oost-west lopende stroken in vrije opstrek. Dit heeft een helder kavelpatroon opgeleverd met lange vergezichten over een land dat nog altijd leeg is.
zie verder ...
Bron: Tastbare Tijd, Roland Blijdenstijn-Provincie Utrecht

 

Vecht en Plassen
Begrensd door strakke historische lijnen strekt zich ten oosten van de Vecht een grootschalig veenontginningslandschap uit. De Weersloot-Hollandse Rading is de oude scheiding tussen Holland en het Sticht en deelt twee verschillende landschappen: de Loosdrechtse turfontginningen met de veer- en waaiervormige verkaveling en de Oostvechtse veenontginningen met extreem lange, opstrekkende percelen.

Karakteristiek voor de Oostvechtse ontginningen zijn de lange, doorgaande kavels en het stelsel van dwarskaden die de opeenvolgende ontginningsstadia laten zien. De met de ontginning opschuivende, ‘wandelende’ dorpen hebben zich in de 16de eeuw aan de laatste dwarskaden gefixeerd (Tienhoven, Westbroek en Maartensdijk). Mede door de aanleg van de Nieuwe Hollandse Waterlinie met haar inundatiegebieden hebben zich hier geen grootschalige droogmakerijen voorgedaan, op de Bethunepolder na.

De forten op de kruisingen van de ontginningslijnen met de zijkaden van de verschillende ontginningsblokken vormen de zichtbare elementen van de waterlinie.

De meest oostelijke ontginning, op de hier dichter aan het oppervlak komende zandondergrond, is door de latere aanleg van buitenplaatsen in een coulissenlandschap van afwisselend bos- en weidestroken omgevormd. Hierdoor is een geleidelijke overgang naar de Heuvelrug ontstaan. De verkeersbundel Utrecht-Hilversum markeert het contrast tussen de lange open gezichten van Westbroek en het meer verstedelijkte gebied van Groenekan en Maartensdijk.

De Gageldijk markeert de huidige stadsrand van Utrecht, van waar af het open weidelandschap tot aan ‘t Gooi zich uitstrekt. De overgang van veen naar de hogere zandgronden is hier nog bijzonder gaaf te noemen.
zie verder ...
Bron: Tastbare Tijd, Roland Blijdenstijn-Provincie Utrecht

 

Laagte van Pijnenburg
Kenmerkend voor de Laagte van Pijnenburg is de veel voorkomende combinatie van classicistische laanstelsels en landschappelijke aanleg, de compacte en duidelijk van omliggende bossen begrensde parkaanleg en het zicht op het hoofdhuis vanaf de ontsluitingsas.

Het reliëf van de grillige verlopende stuwwal en de patronen van de veenontginningen zijn bepalend geweest voor de karakteristiek van deze buitenplaatszone. De meeste buitenplaatsen liggen op de rand van de laagte, veelal haaks op het reliëf. De agrarische component is minder nadrukkelijk aanwezig dan in andere zones, behalve op grote landgoederen als Pijnenburg, Eyckenstein en Groeneveld, waar van oudsher meerdere boerderijen bij horen en waar het accent op bosbouw ligt.


In het huidige landschap is de invloed van classicistische parkelementen uit de periode 1640-1740 dominant; de invloed van jonge buitenplaatsen en villa’s is hieraan ondergeschikt. De lange lijnen en de zichtassen die gebruik maakten van de oudere strookverkavelingen sloten in de 17de eeuw goed aan op de toen opkomende Franse tuinstijl met zijn open zichtassen. De nieuw aangelegde lanen lagen óf parallel aan de verkavelingsstructuur óf werden op markante punten als kerktorens en heuveltoppen in de omgeving uitgezet. Met de lanen strekken de buitenplaatsen zich uit over een groot deel van het gebied en haken ze aan op de bossen, de agrarische gronden en het stedelijke gebied.
zie verder ...
Bron: Tastbare Tijd, Roland Blijdenstijn-Provincie Utrecht

 

Heuvelrug Midden
Het stuwwallenlandschap van de Utrechtse Heuvelrug bezit een grote diversiteit aan cultuurhistorische kwaliteiten. Deze diversiteit, tegenwoordig grotendeels aan het oog onttrokken door dichte bebossing, is in drie thema’s onder te brengen:

Archeologische waarden
, gedeeltelijk nog onbekend, liggen vooral op de flanken van de Heuvelrug met op de zuidelijke gradiënt een concentratie van zeer uiteenlopende overblijfselen. Op deze overgangszone naar de lagere kleigronden bevinden zich diverse concentraties van prehistorische grafheuvels, celtic fields en vroeg-middeleeuwse grafvelden. Ook treffen we hier nederzettingsterreinen aan als de voorlopers van de middeleeuwse esdorpen met hun bouwgronden (engen). Voorts liggen er sporen van zeer oude wegenpatronen, enkele hoogveenverkavelingen en laat-middeleeuwse boskernen.


Het ontworpen landschap
betreft de boscomplexen met lanenstelsels van grote buitenplaatsen uit de 17de en 18de eeuw. Bijzonder karakteristiek voor de Heuvelrug is de benutting van natuurlijke hoogten en gradiëntverschillen voor uitzichtpunten en voor het creëren van lange zichtlijnen en assen. Voor het uitzetten van deze lijnen is gebruik gemaakt van kerktorens en heuveltoppen. Concentraties van deze grote, koninklijke ontwerpen zijn te vinden in het centrale gedeelte, tussen Zeist, Amersfoort en Amerongen.


Structuren en complexen
uit de 19de en vroege 20ste eeuw bestaan uit buitenplaatsen, villaparken, instellingen en militaire kampementen. De belangrijkste structuren zijn die van de Stichtse Lustwarande, een gordel van buitens tussen Utrecht en Rhenen, en de vakkenverkaveling ter weerszijden van de Amersfoortsweg, de Wegh der Weegen.
zie verder ...
Bron: Tastbare Tijd, Roland Blijdenstijn-Provincie Utrecht

 

Lek en Kromme Rijngebied 
Tussen twee landschappen slingert de onbedijkte Kromme Rijn. Deze rivier vormde de noordgrens van het Romeinse Rijk (Limes) en was in de vroege middeleeuwen de transportader tussen de handelsplaats Dorestad en de bisschopsstad Utrecht.

Ten zuiden van de Kromme Rijn bevindt zich op de hogere fossiele stroomrugstelsels van de Rijn het oude akkerbouw gebied. Kenmerkend zijn hier de verspreid gelegen hoeven met blokverkavelingen op de stroomruggen. Bochtige restgeulen, wegenpatronen en dwarskaden geven er een eigen structuur aan.

Tussen Wijk bij Duurstede en Utrecht liggen in de binnenbochten van de Kromme Rijn enkele vroegmiddeleeuwse brinkdorpen. De vele archeologische vindplaatsen onderstrepen de intensieve bewoning, die hier al vroeg heeft plaats gevonden.

Ten noorden van de Kromme Rijn strekt zich het lage, twaalfde-eeuwse copelandschap van Langbroek uit. Uniek voor de provincie en voor ons land is de hoge concentratie van middeleeuwse ridderhofsteden langs het half open boerderijenlint van de Langbroekerwetering. Griendcultuur en parkbossen binnen de perceelstroken hebben dit gebied tot een regelmatig coulissenlandschap gemaakt, dat in het noorden overgaat in de hogere bosstrook van de Heuvelrug. In deze gradiëntzone liggen tussen de dorpsranden diverse buitenplaatsen.

Tussen Doorn en Amerongen vinden we een bijzonder kampenlandschap: door houtwallen omzoomde oude bouwlanden in een onregelmatig blokvormig patroon. Tussen Wijk bij Duurstede en Amerongen loopt de Lekdijk als ontginningsas met een gaaf open boerderijlint onder aan de dijk.
zie verder ...
Bron: Tastbare Tijd, Roland Blijdenstijn-Provincie Utrecht

 

Heuvelrug Zuid
De invloed van water en het ingrijpen van de mens kenmerken het buitendijks gebied van de Nederrijn en de Lek tussen Rhenen en Schoonhoven. De dynamiek van de waterbeheersing bepaalde en bepaalt nog steeds het uiterlijk van de rivier, de uiterwaarden en de bandijken. Behalve een gedeeltelijke kanalisatie hebben de aanleg van dijken, kribben, strekdammen en enkele grote stuwen de rivier vastgelegd. Haaks daarop gaan kruisingen en oversteekplaatsen met veerhuizen een verbinding aan met het water.

Bijzondere plekken zijn de inlaatpunten van de waterlinies, de afdamming van de Hollandsche IJssel, de beermuur en haven van Wijk bij Duurstede, het waterkasteel Amerongen en de hoog gelegen stad Rhenen. De uiterwaarden zijn altijd sterk aan verandering onderhevig en variëren in breedte. Restgeulen van oude rivierlopen zijn hier karakteristiek.

Dit geldt ook voor de restanten van agrarische verkavelingen, zomerkaden en dwarskaden, rabatvormige kleiputten en steenfabrieken. De bandijken, als scheidingen tussen binnen- en buitendijks land, zijn zeer beeldbepalend en bezitten naast enkele wielen diverse waterstaatkundige elementen.

De steile rand van de Heuvelrug vormt de natuurlijke barrière van de Nederrijn, waarbij Rhenen met de Grebbeberg een hooggelegen en belangrijk historisch ensemble is.
zie verder ...
Bron: Tastbare Tijd, Roland Blijdenstijn-Provincie Utrecht