Nieuwe Hollandse Waterlinie 1815-1940

bijgewerkt 12-06-2019

Verdediging tegen de vorige oorlog
De Nieuwe Hollandse Waterlinie is een 85 kilometer lange noordzuidlopende waterlinie tussen de Zuiderzee en de Biesbosch. Het Utrechtse deel ervan bevindt zich direct ten oosten van de Vecht en de Vaartsche Rijn met inbegrip van Utrecht.

De waterlinie bestaat uit een hoofdweerstandslijn, verdedigingswerken en open, laaggelegen, terrein, dat onder water kan worden gezet. De forten verdedigen delen die niet onder water gezet kunnen worden zoals stroomruggen, hooggelegen wegen en spoordijken en waterwegen als rivieren en kanalen. (acces?) Vrij zicht en vrij schootsveld werden onder meer gegarandeerd door de Verboden Kringen, denkbeeldige cirkels rond de forten, waar slechts beperkte (houten) bebouwing (?), was toegestaan.

Betonnen groepsschuilplaatsen, gedekte wegen en voorposten vulden de verdediging aan. Voor de inundatie zorgden vele sluizen, stuwen, duikers en kanalen. Ter regulering van het waterpeil verdeelden dwarskaden het inundatiegebied in kommen.

Door camouflage liggen de linies nog steeds verborgen in het landschap. Het gehele complex van sluizen, forten en andere werken dat in 1815 was gepland, werd omstreeks 1885 voltooid. Een ingenieus inundatiesysteem met een uitgewerkt controle- en onderhoudsprotocol was ontwikkeld. In de jaren daarna is er nog voortdurend aan de forten verbouwd, tot aan de mobilisatie van 1939. Camouflage door ‘wegplanting’ in de omgeving was niet meer voldoende vanwege de dreiging vanuit de lucht.

Tijdens de mobilisatie van 1914-1918 werd met tussenstellingen en uitgebreidere loopgravenstelsels de weerstandszone sterk verbreed, vooral rond Utrecht. Driemaal is de Nieuwe Hollandse Waterlinie in staat van verdediging gebracht (1870, 1914, 1939), tweemaal is de linie gedeeltelijk onder water gezet: in mei 1940 als opvangstelling van de Grebbelinie en in 1944-1945 door de Duitsers als Hintere Wasserstellung, zowel aan de oostkant als aan de westzijde. Maar het uiterst verfijnde inundatiesysteem is nooit werkelijk op de proef gesteld.
Bron: Tastbare Tijd, Roland Blijdenstijn-Provincie Utrecht                

 

Geschiedenis
Tijdens de Bataafse Republiek kwam de patriot Cornelis Kraijenhoff met de eerste plannen voor een nieuwe waterlinie. Napoleon gaf hem in 1811 de opdracht zijn plan uit te werken tot een ‘vrai ligne de l’Empire’ tussen de Naarden en Gorinchem, als onderdeel van het Franse verdedigingsstelsel.

Tot aan Nieuwersluis volgde de nieuwe linie het tracé van de Oude Hollandse Waterlinie. Vanaf Nieuwersluis zou de waterlinie de Vecht gaan volgen, met een halve cirkel oostelijk om Utrecht heen en langs de Vaartsche Rijn tot Vreeswijk. Dit was hetzelfde beloop als de geplande Utrechtse Linie uit 1629. Over de Lek moest de linie aansluiten op het tracé van de oude linie, dat in 1787 oostwaarts was verplaatst naar de Diefdijk en de Linge.

In 1922 besloot het rijk de linies in ons land te verenigen tot de Vesting Holland, waarbij de Nieuwe Hollandse Waterlinie voortaan het Oostfront heette. Onder Duitse oorlogsdreiging werd eind 1936 de Nieuwe Hollandse Waterlinie versterkt met een groot aantal kazematten. Tijdens de mobilisatie van 1939-1940 startte de bouw van honderden betonnen groepsschuilplaatsen en koepelkazematten.

De groepsschuilplaatsen waren ontworpen om de bezettingen van nabij gelegen groepsnesten bescherming te bieden tegen artilleriebeschietingen en luchtaanvallen. Met het oog daarop hebben deze schuilplaatsen een dak van twee meter dik beton. Om granaten en vliegtuigbommen te laten afschampen, is de schuilplaats aan drie zijden afgeschuind, wat al snel leidde tot de bijnaam ‘piramide’.

De rijen haken op de schuine betonvlakken dienden voor de bevestiging van camouflagenetten. Een groepsnest is een veldversterking in de vorm van een korte loopgraaf voor ongeveer twaalf infanteristen. De aarden wallen van de groepsnesten zijn in de loop van 1940 geëgaliseerd, zodat alleen de ‘piramides’ nog herinneren aan de laatste bouwperiode in de Nieuwe Hollandse Waterlinie.

Fort bij Vechten in noordelijke richting. Dit grote fort werd in 1867-1869 gebouwd als kruising tussen het polygonale en het gebastioneerde systeem (bastaardsysteem). Samen met fort Rijnauwen zorgde het voor de verdediging van de Houtense Vlakte.

Forten langs een waterlijn
In 1672 werd de kracht van een waterlinie aangetoond, toen een Frans leger, 100.000 man sterk, werd tegengehouden door de Oude Hollandse Waterlinie. Sindsdien is de Nederlandse wijze van verdedigen definitief verschoven van vestingsteden naar waterlinies, gebaseerd op uitgebreide én voorbereide inundaties en een aanvullende versterking op de droogblijvende plekken.

Het zijn in het landschap vrijwel onzichtbare systemen, die voortdurend zijn verfijnd en aangepast aan militaire ontwikkelingen. Op betrekkelijk eenvoudige, maar vernuftige wijze kon daarbij gebruik gemaakt worden van het bestaande systeem van waterbeheersing in het Utrechts-Hollandse veengebied.

Het torenfort Honswijk is tussen 1841 en 1848 in de as van de Lekdijk gebouwd ter bescherming van het Lakacces. Het erachter gelegen Lunet aan De Snel hield het binnentalud van de dijk onder vuur. Het inundatiekanaal, met halverwege het Werk aan de Korte Uitweg, zorgde via een sluis bij de Lek voor aanvoer van het water om de polders snel onder te kunnen laten lopen.
Luchtfoto uit 1997.

Verboden Kringen
In 1810 werd een Franse wet uit 1791 van toepassing dat binnen een straal van 500 meter rond de forten alles platgebrand mocht worden, zonder enige schadevergoeding.

In 1853 kwam een nieuwe Kringenwet, die bepaalde dat rond de forten een vrij schootsveld moest liggen. Rondom de buitengrenzen van ieder vestingwerk werden drie zogeheten Verboden Kringen geprojecteerd, waar strenge bouwvoorschriften golden: een Kleine Kring tot 300 meter, waarbinnen alleen in hout gebouwd mocht worden, een Middelbare Kring tot op 600 meter, waar de gebouwen gedeeltelijk in steen (onderbouw, stookplaats, schoorsteen en dak) mochten worden uitgevoerd en een Grote Kring op 1.000 meter, waar ten tijde van oorlog zonder proces alle gebouwen, bomen en andere obstakels opgeruimd konden worden en waar vergunning nodig was voor het graven van sloten en het aanleggen van wegen, dijken, sluizen e.d.

De Verboden Kringen waren primair bedoeld om een vrij blikveld te hebben op de naderende vijand. Daarnaast waren het vrijwaringszones voor een onbelemmerd schootsveld op de te verdedigen accessen.

Bij de zeer uitgebreide Kringenwet waren de forten al naar gelang hun strategisch belang in drie klassen ingedeeld. Zowas voor iedere bebouwing, ook in hout, tussen een eerste klasse fort en de Kleine Kring toestemming nodig van de Minister van Oorlog. Nieuw was het precies vastgelegde recht op schadevergoeding vanwege de kringenvaststelling.

Gevolg van de Kringenwet is geweest dat de stedelijke uitgroei van Utrecht naar het oosten lang is gefrustreerd. Holsboer en Berlage maakten in hun tweede uitbreidingsplan uit 1924 van de nood een deugd door de fortengordel als heilzame groenstrook op te vatten. Nieuwe plannen werden na opschorting van de Kringenwet in 1951 gemaakt, maar pas na de definitieve intrekking van de wet in 1963 kon gestart worden met een grootstedelijke uitbreiding van De Uithof.

 

Waterlinie wordt werelderfgoed
Na de opheffing van de Nieuwe Hollandse Waterlinie in 1951 en intrekking van de Kringenwet in 1963 kwam deze linie onder druk te staan. De lang tegengehouden oostelijke uitbreiding van Utrecht kreeg vrij baan.

Het gevolg was een stedelijke explosie, met het Universiteitscentrum De Uithof en de woonwijken Rijnsweerd en Lunetten. Het gevolg was ook dat de waterlinie werd overwoekerd en gereduceerd tot enkele verweesde objecten.

Toenemende belangstelling voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie als uniek verdedigingsfenomeen leidde in 1993 tot het VROM-rapport ‘Waterlijn’. In 1999 volgde de werkelijke omslag met de aanwijzing als Nationaal Landschap. In 2004 kwam het ‘Panorama Krayenhoff’ gereed, een breed gedragen gebiedsvisie op de uitvoering van het Nationaal Project Nieuwe Hollandse Waterlinie.

Sindsdien zijn miljoenen geïnvesteerd in bescherming, behoud en herstel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Een volgende stap is internationale erkenning door plaatsing op de werelderfgoedlijst. Dit betekent erkenning van deze unieke Nederlandse vorm van verdediging door inundatie. Daarbij gaat het om het steeds verder geperfectioneerde watermanagementsystemen, om de ontwikkeling van de militaire werken en om het militaire cultuurlandschap met zijn verboden kringen en open schootsvelden.