Geopark Heuvelrug Gooi en Vecht…WAT is het

bijgewerkt 21-06-2020

Thema's van het Geopark
Het landschap van West Nederland wordt gekenmerkt door een sterk gelaagde structuur, die het resultaat vormt van haar eeuwenlange gebruik door de mens, en vooral ook van de vele ingrepen om dit landschap bewoonbaar en bruikbaar te maken en te houden.

De mogelijkheden daarvoor zijn sterk bepaald door de geologische opbouw, met als basis een ouder (Pleistoceen) landschap dat voor een flink deel is afgedekt door een dikke laag jongere (Holocene) venen en kleien. Het niet-afgedekte deel ligt boven de zeespiegel en is ‘droog’, terwijl het veen en kleigebied voor een groot deel nu onder zeeniveau ligt en moet ‘vechten tegen het water’, of dat nu via rivieren of het IJsselmeer komt, dan wel in de vorm van kwelwater vanuit het hogere deel.

Het resultaat is een heel specifiek ‘Nederlands’ landschap, waarin de strijd van de mens tegen het water en het gebruik van water op vele manieren een dominante rol heeft gespeeld,nog steeds speelt, en dat ook in de toekomst zal blijven doen. Daarnaast is het landschap getekend door het grootschalig gebruik van‘delfstoffen’, in het bijzonder veen en zand. Het thema van het Geopark is dan ook

‘De mens als geologische factor in het West-Nederlandse landschap’.

In het Geopark ligt de nadruk op dit gelaagde karakter, dat in een groot aantal geosites en geo-hotspots zichtbaar is en zich vertaalt in een rijk en zeer gevarieerd cultuur-historisch landschap. Belangrijke elementen hierbij zijn de interactie tussen mens en water in al haar verschijningsvormen, die uiteenlopen van droogmakerijen en polders tot de defensieve waterlinies, en daarnaast de winning van delfstoffen. De winning van delfstoffen heeft op vele plaatsen geleid tot grootschalige verveningen en ontzandingen, die al heel vroeg grote omvang aannamen.

 

Ontstaansgeschiedenis
De Heuvelrug is in de voorlaatste ijstijd, zo’n 150.000 jaar geleden, door een dik pakket landijs opgedrukt. Vóór die tijd stroomden Rijn en Maas verder naar het noorden dan tegenwoordig, ongeveer op de plek waar nu de Gelderse Vallei ligt.

Voorafgaand aan de ijsbedekking hadden deze rivieren daar dikke lagen zand en grind afgezet. Toen in het Saalien het ijs tot dit deel van Nederland oprukte werden deze rivierafzettingen opgestuwd in hoge stuwwallen. Dit ijs kwam op de lijn Haarlem-Utrecht-Nijmegen tot stilstand.

Op de Heuvelrug zijn verspreid over de stuwwal van noord naar zuid meer dan 30 benoemde “bergen”. Van noord naar zuid als eerste de Eukenberg (14,3 meter) bij Huizen en als laatste de Grebbeberg (50,2 meter) bij Rhenen. De hoogste “berg” is de Amerongse Berg (68,9 meter) bij Amerongen.

Aan de rand van het ijs zocht smeltwater zijn weg door zwakke plekken in de stuwwal en er ontstonden ijssmeltwaterdalen. Het sediment dat door deze smeltwaterstromen geërodeerd werd, werd in grote sandrvlakten aan de westrand van de Utrechtse Heuvelrug afgezet. Dit verklaart waarom de helling aan deze kant veel flauwer is dan aan de oostkant. Op deze sandrs zijn ook zwerfkeien te vinden die meegespoeld zijn met het smeltwater uit de ijskap. Een sandr (of spoelzandwaaier) is een waaiervormige afzettingsvorm die voor een ijskap of gletsjerfront gevormd is.

Aan weerszijden van de Heuvelrug komt kwelwater afkomstig uit de hogere delen uit de bodem omhoog, waardoor natte randgebieden zijn ontstaan. De invloed van de Heuvelrug en de bijbehorende waterhuishouding en menselijk ingrijpen, met name afgravingen, reikt aan de oostkant tot aan de rivier de Eem en aan de westzijde tot aan de rivieren de Vecht en de Kromme Rijn. Reden waarom deze unieke randgebieden nadrukkelijk bij het Geopark Heuvelrug Gooi en Vecht betrokken zijn.

 

Aardkundige waarden
Het beoogde Geoparkgebied omvat zowel stuwwallen en stuifzand als een breed scala aan natte randgebieden.

Stuwwallen en stuifzand
In Nederland hebben we van doen met relatief imposante stuwwallen omdat het landijs er dikke pakketten (rivier)afzettingen over grote afstand voor zich uit en opzij kon schuiven. Mogelijk verklaart dit het merkwaardige fenomeen dat de meeste stuwwallen van Centraal en Oost Nederland zijn omgeven door brede lage terrassen. Enkele van die stuwwalzoomterrassen bleken geheel door het landijs te zijn gevormd.

Gezien hun samenstelling bij het aardoppervlak lijken een aantal andere uit smeltwater- en/of windafzettingen te bestaan. Er moet dan echter rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat ze op stuwwalterrassen werden gevormd. In dat geval hebben we dus van doen met een geërfd reliëf.

De stuwwalzoomterrassen van de Utrechtse Heuvelrug behoren tot de grootste van ons land. Bovendien onderscheiden zij zich door de aanwezigheid van enkele reeksen bekkens. Kenmerkend voor de sterk geaccidenteerde delen van de stuwwallen zijn hun rijkdom en verscheidenheid aan kleinere reliëfvormen. De aanwezigheid van reeksen kommetjes valt daarbij het meest op.

Waar veel kleinere geofenomenen voorkomen is de informatiewaarde van het stuwallenreliëf groot.Een groot deel van de kleinere reliëfvormen zal pas in of na de laatste ijstijd zijn gevormd. Bij de interpretatie van het reliëf uit de laatste ijstijd moet rekening worden gehouden met de omstandigheid dat Nederland toen een of meer malen tussen twee verder zuidwaarts opgedrongen ijstongen lag. Dat was ongetwijfeld van grote invloed  op het klimaat in de zomer en op de geomorfologische processen.

Zie verder
–   De landschappelijke geowaarden van stuwwallen
   Boeiend stuifzand

De natte randgebieden
Het Geoparkgebied kent in het westen zo’n 28 molens en 36 gemalen en in het oosten 5 molens en 9 gemalen, dit alles om de natte randgebieden van de heuvelrug te beheren.

Bekijk eerst eens de Powerpoint presentatie
De rol van water en een droge stuwwal
op en naast de Heuvelrug en de invloed daarvan op het gebied,
van prof.dr.ir. PFM (Piet) Verdonschot, Wageningen University & Research.
Het gebied kent drie waterrijke flanken:
–   de westelijke flank,
     de Vechtstreek
–   de zuidelijke flank,
      het Kromme Rijn en Lek gebied
–   de oostelijke flank,
      het Grebbeliniegebied

 

Natuur
De Heuvelrug karakteriseert zich door water in het noord-westelijke deel, het reliëf van Gooimeer tot Rijn, de ondergrond bestaande uit zand en grind, heidevelden in het noordelijke deel, zandverstuivingen in het midden en veel uitgestrekte bossen in het midden en zuidelijke deel. De Utrechtse Heuvelrug is een in geologisch en ecologisch opzicht zeer waardevol gebied en combineert drie eigenschappen die in Nederland schaars zijn: water, reliëf en uitgestrekte bossen.

Zoogdieren die in het nationaal park leven zijn onder meer het ree, de vos, de das en de zeldzame boommarter. Het streven is om, door het maken van ecologische verbindingszones, het gebied ook voor grotere zoogdieren, zoals het edelhert en everzwijn geschikt te maken. Aaneengesloten natuurgebieden, zo is de gedachte, herbergen méér planten- en diersoorten dan kleinere, of versnipperde gebieden omdat ze grotere overlevingskansen bieden. Door de aanleg van ecoducten en faunatunnels en door het plaatselijk verwijderen van afrasteringen wordt geprobeerd de doorsnijdingen van het gebied ongedaan te maken.

 

Cultuur
Oudere en jongere tijdslagen liggen in de Heuvelrug dwars over elkaar heen: van prehistorische akkers en grafheuvels tot ultramoderne landbouwgebieden en toekomst voorspellende instellingen als het RIVM en het KNMI.

Van oudsher is de Heuvelrug een gebied van boeren, burgers en buitenlui. Een gebied vol boerderijen, landgoederen en zelfs tabaksplantages. Maar ook een gebied vol kastelen en buitenplaatsen. Ook de Koningen van Nederland bouwden in dit gebied hun paleizen. Zij bouwden er in de 17e eeuw hun eerste grote buitenhuizen zoals kasteel Amerongen, het jachtpaleis Soestdijk en Slot Zeist. En als de ‘mode’ veranderde, werd het uiterlijk van het huis en de aanleg van de tuinen simpelweg aangepast.En dat typeert de Heuvelrug. De mens zette hier zijn omgeving voortdurend weer naar zijn hand.

Verdeeld over de Heuvelrug liggen honderden kastelen, versterkte huizen en historische buitenplaatsen. De Heuvelrug kent de grootste dichtheid aan buitenplaatsen van Nederland, volgens sommigen zelfs meer dan er langs de Loire in Frankrijk te vinden zijn. De meeste van deze prachtige gebouwen met bijbehorende tuinen, bossen en landerijen liggen in gordels dicht bij elkaar. Veel zijn openbaar toegankelijk. Bekend zijn de buitenplaatsen van de Stichtse Lustwarande tussen Utrecht en Rhenen en de vele buitens langs de rivier de Vecht en rondom ’s-Graveland.

Ook de Langbroekerwetering kent haar buitenplaatsen en langs de door Jacob van Campen in 1647 ontworpen ‘Wegh der Weegen’ tussen Utrecht en Amersfoort ook de nodige buitenhuizen. Deze ‘landgoederenzone’ ziet er door toevoegingen uit latere jaren weer heel anders uit dan alle andere zones. En die variatie maakt het juist zo uniek.

 

Recreatie
Binnen het beoogde Geopark is veel ruimte voor rustige vormen van recreatie. Er is een goed netwerk van wandel-, fiets- en paardenroutes. Die routes zijn geconcentreerd aan de zuidkant van het Nationale Park. Daar liggen de meeste dorpen.

Centraal op de Heuvelrug zijn minder routes en recreatieve voorzieningen. Deze zonering betekent dat het middengebied een rustgebied voor dieren blijft. Er kan gewandeld worden in een stille omgeving. Jaarlijks bezoeken meer dan een miljoen mensen het Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug. Het huidige Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug beslaat het zuidoostelijke deel van de Utrechtse Heuvelrug en omvat een veelheid van landschapsvormen, waarvan de stuwwal de meest in het oog springende is. Het is een grotendeels heuvelachtig gebied dat bestaat uit bos, heide, zandverstuivingen en grasland.

Het Nationaal Park bestaat sinds 2003. In 2013 werd het aanzienlijk uitgebreid van ca. 6.000 hectare naar ca. 10.000 hectare. Vanaf dat moment werd ook het gebied tussen de A12 en A28 deel van het Nationaal Park. De Leusderheide, de bossen van Zeist en Austerlitz, de landgoederen Bornia, Noordhout en Den Treek-Henschoten kwamen daardoor binnen dit Nationaal Park te liggen. De instelling van het Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug was bedoeld om het gebied te beschermen tegen de vaak sluipende bedreigingen van verstedelijking en versnippering.

Het nationaal park heeft geen planologische status en kan dus niets afdwingen. Maar door het versterken van het “collectieve bewustzijn van het belang van een aaneengesloten natuurgebied en door samenwerking van alle betrokkenen” kan gewaakt worden voor verdere teloorgang. Inmiddels wordt tevens gewerkt aan de realisatie van het Nationaal Park Heuvelrug, strekkend van het Gooimeer tot aan de Rijn, inclusief de natte randgebieden. Het beoogde Geopark richt zich op hetzelfde gebied omdat juist dat hele gebied, met de onderlinge samenhangende deelgebieden, zowel qua ontstaansgeschiedenis als qua huidige situatie, een compleet en internationaal bijzondere eenheid vormt. De totale omvang van het beoogde Geopark is ca 100.000 ha.

 

Beleid provincies m.b.t. aardkundige waarden en monumenten
Er is geen landelijke wetgeving met betrekking tot aardkundige waarden. Sommige provincies hebben hun ambities ten aanzien van aardkundige waarden opgenomen in een structuurvisie, streekplan, Provinciale omgevingsverordening (POV) of iets dergelijks. Deze invulling verschilt dus per provincie. Ook op gemeentelijk niveau wordt vaak een eigen invulling gegeven aan de provinciale ambities.

zie verder ...