Linies en Limes

bijgewerkt 18-05-2021

Militair erfgoed
De provincie Utrecht bezit niet minder dan vijf verdedigingslinies: de Romeinse Limes, de Grebbelinie, de Oude Hollandse Waterlinie, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en het zuidelijk deel van de Stelling van Amsterdam. Deze verdedigingslinies hebben ieder een eigen karakteristiek. Geen enkele linie beperkt zich uitsluitend tot het Utrechtse grondgebied. Zelfs de Grebbelinie reikt verder, de Betuwe in. Deze militaire verdedigingslinies zijn geënt op de Utrechtse bodemgesteldheid en hebben gebruik gemaakt van het bestaande reliëf en het eronder liggende cultuurlandschap. Sterker nog, het inundatiesysteem van deze waterlinies is gebaseerd op het middeleeuwse ontginningspatroon en systeem van waterbeheersing. Alleen zijn de inspanningen niet gericht op het drooghouden van een gebied maar het gecontroleerd onder water zetten.

De toelichtingen over deze linies en limes zijn vnl. afkomstig uit:
Tastbare Tijd, Roland Blijdenstijn-Provincie Utrecht 
-   Militaire linies en stellingen in Nederland VROM 2004

 

 

Inundatiegebieden
Het primaire doel van de inundatie was het op afstand houden van vijandelijke artillerie. De minimale breedte van de inundatiezone was drie tot vier kilometer. Door gebieden onder water te zetten werden obstakels, zoals wegen en sloten, onzichtbaar en kwam de aanvaller moeizaam en vooral langzaam vooruit, zonder dekking.
Omdat het ging om maximaal een halve meter water, was het terrein te ondiep om te bevaren. De aanvaller werd gedwongen via hoger gelegen droge delen te naderen.

Deze accessen konden met betrekkelijk geringe middelen en manschappen verdedigd worden. De accessen in het Vechtplassengebied waren de middeleeuwse oost-westlopende kaden en dijken, in het Rivierengebied de stroomruggen en de noord-zuidlopende dwarsdijken. Voor het stellen van inundaties moest het bestaande systeem van waterbeheersing worden aangevuld en gecorrigeerd.

Hoewel het peil in het Holland-Utrechtse veengebied in het algemeen lager was dan het buitenwater, was noch het regen- en kwelwater, noch het boezemwater voldoende voor inundatie. Extra water uit de zee en de rivieren was noodzakelijk, waarbij het zoete rivierwater, vanwege de landbouw, de voorkeur had. Voor bijv. de Nieuwe Hollandse Waterlinie was aanvoer van water uit de Nederrijn-Lek essentieel en, in mindere mate, het water uit de Zuiderzee, via de Vecht met een inlaat ter hoogte van de sluis bij Muiden.

De aanwezigheid van de uitgestrekte Loosdrechtse Plassen maakte inundatie direct ten oosten van de Vecht eenvoudig. Het belangrijkste inlaatpunt voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie lag bij het sluizencomplex van Vreeswijk, dat water uit de Lek via de Vaartsche Rijn en later het Merwedekanaal naar het noorden transporteerde. In het zuidelijk deel, waar grote accessen lagen, werd steeds gesleuteld aan verbetering van de inundatie: onder andere door nieuwe inlaatsluizen bij Honswijk en Wijk bij Duurstede aan te leggen.

Naast het gebruik van bestaande kaden als keringen voor de kommen, zorgden talloze damsluizen en duikers voor het zorgvuldig reguleren en stellen van de inundaties. 

 

Accesverdediging
Forten en batterijen werden aangelegd ter bescherming van de inlaatpunten, de waterkeringen en de droog blijvende accessen in de hoofdverdedigingslijn. Daarbij is op ingenieuze wijze gebruik gemaakt van de bestaande waterhuishouding. Militaire ontwikkelingen op zowel technisch als strategisch gebied hebben de inrichting en de vorm van verdedigingswerken bepaald. Door sterk toenemende verstedelijking nam de aanleg van nieuwe en bredere waterwegen, spoorwegen en later ook autowegen toe. Steeds vaker moest de waterlinie worden aangepast, een linie waarvan het verdedigingsconcept al fundamenteel verouderd was.