Geo-Hotspot 078- de Amerongse Berg

bijgewerkt 08-01-2022

Een bijdrage van Stichting Nationaal Landschapskundig Museum ‘Telluris’, H.A. Visscher

Voor het complete boekje met alle afbeeldingen, klik hier.

Geo-Hotspot: de Amerongse Berg

waar de bosrijke Utrechtse Heuvelrug het hoogst is

 

Dit wandelgidsje over het hoogste stuwwalgedeelte van de Utrechtse Heuvelrug is aflevering 078 van een reeks gewijd aan gebieden waar ook de bodem en het reliëf ons duidelijk laten zien welke invloed natuurlijke processen en de mens er op de ontwikkelingen hadden.

Aangegeven wordt waaruit een en ander valt af te leiden. Speciale aandacht krijgt daarbij een route waar dit goed kan worden waargenomen en wij dus op geopad kunnen gaan.

Het meest tot de verbeelding spreken daarbij de steilere delen van de stuwwalflanken, enkele markante smeltwaterdalen, een uitzicht op het rivierengebied, een aantal oude beukenlanen en een in oude luister hersteld wiel-met-spakenpatroon van het 18de-eeuwse wegen- en padennet.

De informatie is gebaseerd op veldverkenningen en onderzoeksresultaten. In sommige gevallen zijn meerdere mogelijke verklaringen gegeven voor het ontstaan van aardkundige verschijnselen. Niet alles namelijk werd al grondig onderzocht en niet altijd zijn bepaalde mogelijke oorzaken uit te sluiten.

Voorwoord
Wie wil weten waardoor een gebied werd zoals het nu is, kan veel hebben aan hetgeen de Aarde erover vertelt. Zowel de grond onder onze voeten als het reliëf om ons heen bieden daar vaak allerlei informatie over. Daarbij tonen ze behalve effecten van natuurlijke processen ook de invloed die de mens op de ontwikkelingen uitoefende.

Om profijt te hebben van de informatiebron Aarde moeten wij haar taal wel verstaan. Bij een wandeling naar De Amerongse Berg kan deze brochure dan als een soort tolk fungeren. Ze is aflevering 078 van een reeks vergelijkbare uitgaven over gebieden waar de bodem- en reliëfkenmerken ons veel te zeggen hebben.

In elke aflevering wordt eerst iets over de ligging en aard van het betreffende gebied meegedeeld. Dan volgt een hoofdstuk over de natuurlijke processen die er plaatsvonden en de invloed die de mens op de ontwikkeling van het gebied had. Hierna wordt een wandelroute beschreven waar bodem en reliëf de geschetste ontwikkeling duidelijk laten zien. Een dergelijke route wordt wel ‘Geopad’ genoemd.

De reeks brochures met beschrijvingen van zulke routes verschijnt dan ook onder het motto ‘Op Geopad’.

Om welk en wat voor gebied gaat het?
Het wandelgebied is een grotendeels bebost terrein direct ten noordoosten van het dorp Amerongen. De ondergrond is het hoogste door Scandinavisch landijs gevormde stuwwalgedeelte van de Utrechtse Heuvelrug waar een afzonderlijke hoogte tot zo'n 69 meter boven N.A.P. reikt. Vrijwel het gehele gebied werd al enkele eeuwen geleden herbebost. Onderaan de zuidflank van het gebied werd oud akkerland enkele eeuwen gebruikt voor de tabaksteelt waaraan nog enkele grote houten schuren herinneren.

Wat noordelijker ligt in het bos een 19de-eeuwse uitspanning waarin thans een restaurant wordt geëxploiteerd.

De natuurlijke ontwikkeling
De invloed van zich uitbreidend landijs

De noordoostelijke omgeving van Amerongen ligt op de Utrechtse Heuvelrug. Aldus noemt men het in de provincie Utrecht gelegen deel van een hooggelegen natuurrijke zone die van de Gooise kust tot voorbij Rhenen reikt. Kenmerkend voor de zone is de aanwezigheid van een enkele kilometers breed en plaatselijk tientallen meters hoog rugsysteem dat overwegend met bos en heide is begroeid terwijl er ook vrij grote oppervlakten bebouwd raakten.

Evenals de hoogten van het aangrenzende Gooi dankt de Utrechtse Heuvelrug zijn ontstaan primair aan de Scandinavische landijsmassa's die zich zo'n 150.000 jaar geleden over een groot deel van ons land uitbreidden. Vanuit het gebied waar wij nu de Gelderse of Centrale Vallei vinden, schoven ze allerlei eerder door water (en wind) neergelegde afzettingen opzij. Die sedimenten kruiden dan scholsgewijs tegen andere afzettingen omhoog. Aldus ontstonden om de Centrale Vallei zogenaamde stuwwallen. De door het ijs opgestuwde afzettingen vormen in het noordelijk deel van de Utrechtse Heuvelrug een aantal afzonderlijke kleine hoogten.

Zuidelijk daarvan begint ongeveer op de lijn Den Dolder - Amersfoort een 34 kilometer lange stuwwal die tot voorbij Rhenen reikt en daar later door de grote rivieren werd ondergraven. Het is deze stuwwal waarop ook een deel van het wandelgebied is gelegen. Het oppervlak van de stuwwal vertoonde aanvankelijk bundels kleinere ruggen die min of meer in elkaars verlengde lagen en van elkaar gescheiden waren door pasachtige dwarslaagten. Het zich via de Gelderse Vallei uitbreidende landijs heeft de stuwwallen niet alleen gevormd maar ook tijdelijk overdekt.

Hierbij werd het oppervlak ervan étagegewijs geëgaliseerd. Oorzaak hiervan was waarschijnlijk een laagsgewijze zijdelingse expansie van de landijstongen die des te sterker kon zijn naarmate minder tegendruk van het voordien gevormde stuwwallichaam werd ondervonden. Door de glaciale egalisatieprocessen vertoont het oppervlak van de stuwwallen terrassen en plateaus wat kenmerkend bleek voor een belangrijk deel van onze glaciale ruggen.

Bij Leersum, Amerongen en Elst manifesteert de langste stuwwal van de Utrechtse Heuvelrug zich niet als een vrijwel rechtdoor lopend rugsysteem maar doen de contouren ervan denken aan de schrijfletter w. ofwel een dubbele guirlande. De ligging van de beide kleine stuwwalbogen rechtvaardigt de conclusie dat de ijslob die het zuidelijk deel van de Gelderse Vallei uitschulpte bij haar verdere expansie (kort na elkaar) twee afzonderlijke tongetjes vormde.

De westelijke van beide kleine stuwwalbogen begint zuidelijk van Maarsbergen met een grote ronde heuvel. Vervolgens loopt hij langs of via Darthuizen en Leersum naar de zuidwestelijke omgeving van Overberg. Daar verenigt het stuwwalboogje zich op de Rojesteinse Berg en een noordelijk daarvan gelegen schaafterras met zijn oostelijke collega. Omdat Leersum halverwege het stuwwalboogje Maarsbergen-Overberg is gelegen hebben wij dit glaciale "onderdeel" van de Utrechtse Heuvelrug naar Leersum vernoemd.

De oostelijke kleine stuwwalboog gaat vanaf de Vlakke Berg zijn eigen weg. Daarbij loopt hij eerst in zuidzuidoostelijke richting naar de Amerongse Berg. Laatstgenoemde heuvel wordt door een terras en markante pas gescheiden van het meest zuidelijke deel van de kleine boog. Omdat dit vlakbij Elst is gelegen hebben wij de oostelijke secundaire stuwwalboog naar dit dorp genoemd.

De hoogte tot waar de expanderende landijskap afzettingen opstuwde werd onder meer bepaald door de dikte van de laagpakketten die ze op(zij)schoof, de afstand waarover dat gebeurde en de tegendruk die daarbij moest worden overwonnen. Helaas is de oorspronkelijke hoogte van de stuwwalribbels niet exact meer vast te stellen doordat het opdringende ijs de bovenste delen ervan later op de meeste plaatsen óók heeft weggeschoven.

Het niveau tot waar de culminaties van de stuwwallen oprijzen ligt dus (wat) lager dan de oorspronkelijke hoogte van de glaciale ruggen. Daarbij lijkt het wel waarschijnlijk dat er een duidelijke relatie bestaat tussen beide. Wanneer wij de hoogte van de culminaties nog eens in dit licht bezien valt op dat hun kruinen in het gebied waar de beide beschreven stuwwalbogen elkaar naderen veelal een niveau van ongeveer 66 meter boven N.A.P. "aanhouden".

Verder naar het zuidoosten varieert de hoogteligging iets meer waarbij de Amerongse Berg en Elsterberg respectievelijk tot ruim 69 en 63 meter boven N.A.P. reiken. Ook hier hebben we echter met een gemiddelde van 66 van doen. Een en ander betekent dat de zone waar de secundaire stuwwalboogjes van Leersum en Elst elkaar opzoeken en ontmoeten het hoogste deel van de Utrechtse Heuvelrug is. Dit kan verband houden met de effecten die het bij Elst sterker opdringen van het ijs had op de hoeveelheden sediment die verplaatst moesten worden. Bovendien kreeg de ijslob van Elst met name aan de kant van Leersum waarschijnlijk ook van doen met convergerende glaciale drukkrachten.

Het hoogste deel van de Amerongse Berg is een markante heuvel met een westwaarts afdalende uitloper. Beneden de heuvel vormde het landijs op ongeveer 55 meter boven N.A.P. enkele terrassen. Een groot deel van de Amerongse Berg kreeg daardoor een plateauachtig uiterlijk. Aan de noordwestkant verbindt een iets lager plateauachtig stuwwalgedeelte de Amerongse Berg met de Vlakke Berg. Dit stuwwalgedeelte ligt grotendeels op 52 à 55 meter boven N.A.P. Aan de zuidoostzijde wordt de Amerongse Berg door een minstens dertig meter lager gelegen pas gescheiden van het plateauachtige stuwwalgedeelte benoorden Elst. Westelijk van de Bergweg lijkt de geomorfologische hoofdstructuur van het stuwwallenlandschap vooral beïnvloed te zijn door het ijstongetje dat zich in de richting van Leersum uitbreidde.

Evenals diverse andere stuwwallen van Centraal en Oost Nederland bestaan die van de Utrechtse Heuvelrug hoofdzakelijk uit grof grindhoudend zand terwijl locaal ook kleilagen voorkomen. Het waren vooral rivierafzettingen die door het expanderende landijs werden opgeschoven. De gestuwde afzettingen van de Utrechtse heuvelrug behoren tot de in geologische kringen onderscheiden Formaties van Kedichem, Sterksel en Urk. Van de genoemde formaties is die van Kedichem het oudst en reeds honderdduizenden jaren geleden gevormd. In deze formatie domineren fijnzandige lagen en kleipakketten.

De wat jongere Formatie van Sterksel is over het geheel genomen grofzandig en grindhoudend soms zelfs zeer grindrijk. Klei komt er slechts zeer plaatselijk in voor. De Formatie van Urk ontstond na die van Sterksel. Ook deze afzetting is overwegend grofzandig maar iets armer aan grind terwijl er meer fijnzandige klei- en veenlagen in voorkomen. De grove zanden van de formatie zijn meestal nogal bont van kleur. Terwijl de rivierafzettingen van de Formaties van Kedichem en Sterksel zowel door de Maas als de Rijn kunnen zijn afgezet werden die van de Urkse formatie alleen door laatstgenoemde rivier gevormd.

De invloed van smeltwater
Behalve het afzettingen opstuwend landijs hebben ook smeltwater en de wind een rol gespeeld bij de vormgeving van de Utrechtse Heuvelrug. Smeltwater deed dit uiteraard bij de verdwijning van het ijs maar ook in de 10.000 jaar geleden geëindigde als Weichselien bekende laatste koude tijd van het geologisch verleden toen Scandinavisch landijs ons juist niet meer bereikte maar wel geregeld dikke pakketten (verijzende) sneeuw werden gevormd. Het ijssmeltwater vergrootte de passen en andere laagten van het stuwwalreliëf tot valleien terwijl het vooral in de laatste ijstijd actieve sneeuwsmeltwater een belangrijke rol speelde bij de (verdere) vorming van kleinere dalen.

De vallei- en dalvorming was in de over het algemeen doorlatende ondergrond slechts goed mogelijk wanneer begroeiing (vrijwel) ontbrak en bodemijs water belette snel diep weg te zakken. Onder de huidige omstandigheden is alleen op van begroeiing ontdane steile hellingen sprake van watererosie.

In het stuwwallichaam van het wandelgebied zijn drie vallei- en dalsystemen gevormd. Twee daarvan geleden de oostnoordoostelijke stuwwalflank. Verreweg het grootste vallei- en dalsysteem van het wandelgebied begint tussen de stuwwalplateaus van de Vlakke Berg en Amerongse Berg. Opmerkelijk is dat de richting waarin het loopt even voor de Bergweg over een korte afstand zo'n 90 graden krimpt. Dit betekent dat het valleisysteem dan in vrijwel zuidzuidwestelijke richting gaat lopen.

Waar de laagte die koers volgt scheidt ze de stuwwalbogen van Leersum en Elst. In de zuidflank van de Amerongse Berg vormde het smeltwater twee kleine dalletjes waarvan er een door onze wandelroute wordt gevolgd. Het smeltwater spreidde het overwegend grofzandige en grindrijke materiaal dat het meenam onderlangs de buitenflanken van de stuwwallen over de ondergrond uit. Aldus ontstonden waaiers afzettingen. Voor zover deze door ijssmeltwater werden gedeponeerd worden ze sandur genoemd. Liever een Nederlandse term gebruikende geïnteresseerden duiden deze soort geofenomenen echter ook wel aan als (ijs)smeltwaterwaaiers.

Op stuwwallen als die van de Utrechtse Heuvelrug komt ook allerlei natuurlijk ogend microreliëf voor dat zijn ontstaan te danken zou kunnen hebben aan smeltwater. Het meest tot de verbeelding spreken daarbij de (reeksen) kommetjes die sommige markante bolle hellinggedeelten verlevendigen. Het kaartje geeft aan waar ze van het wandelgebied bekend zijn.

Van de geomorfologische gesteldheid zijn alleen de karakteristieken aangeduid. Het diagram is dus geen gedetailleerde maar gegeneraliseerde weergave van het reliëf.

De Amerongse Berg is de hoogste culminatie van een uitgestrekt plateauachtig stuwwalgedeelte waarvan de meeste kruinen tot ongeveer 66 meter boven N.A.P. reiken. Zowel aan de zuidoost- als zuidwestkant wordt de Amerongse Berg gemarkeerd door een stuwwalterras. Smeltwater vormde in de laagten van het afgebeelde stuwwalgedeelte enkele valleien met dalletjes. Rechts scheidt een door smeltwater vergrote pas de oostelijke omgeving van de Amerongse Berg van een niet afgebeeld plateauachtig stuwwalgedeelte dat bekend is als de Elster Berg.

Gezien de ligging van de geschetste geofenomenen op bolle stuwwaloppervlakken is het niet vreemd te veronderstellen dat hun ontstaan verband hield met de rek die het ijs er ondervond. Dit wordt begrijpelijk als wij ons realiseren dat die rek leidde tot het ontstaan van spleten en deze zich bij het afsmelten van het ijs verwijdden tot kloven. Smeltwater dat in de kloven stortte kan dan immers de ondergrond hebben uitgekolkt. Kommetjes werden in het wandelgebied onder meer op de steile noordwestflank van de peervormige Amerongse Berg aangetroffen.

Onderaan de noordflank van de Amerongse Berg is de Leemkuil een veel diepere peervormige terreindepressie. Zoals haar naam al zegt wordt ze als een historische leemgroeve beschouwd. Dit sluit echter niet uit dat ze voortkwam uit een door smeltwater uitgekolkte depressie. De vorm ervan oogt tenslotte tamelijk natuurlijk. In de loop der jaren zijn de steile wanden van de diepe kuil door ondergravingen, afglijdingen of erosie aangetast. In verband hiermee en uit veiligheidsoverwegingen werd hij daarom omgeven door een houten afscheiding.

Behalve kleine dalen, kommen en geulen kan het smeltwater ook sommige van de in het gebied voorkomende geultjes hebben gevormd. Met name bij oude verbindingen als de Bergweg kunnen ze hun ontstaan ook te danken hebben aan het vroegere verkeer over ongebaande wegen.

De invloed van de wind
In het Weichselien heeft ook de wind de geomorfologische gesteldheid van het stuwwallenlandschap nogal beïnvloed. Dit kon het geval zijn wanneer de bodem kaal, droog, grindarm en niet door ijs aaneengekit of met sneeuw bedekt was. De wind voerde een deel van het zandige materiaal dat hij aanvoerde met sneeuw mee. Evenals het ijssmeltwater spreidde de wind het door hem meegenomen overwegend zandige materiaal plaatselijk over grote aaneengesloten oppervlakten als een mantel over oudere afzettingen uit waarna smeltwater het soms nog weer verspoelde.

Aldus ontstonden de zogenaamde (verspoelde) dekzanden. Met name wanneer hun genese onder drogere condities plaatsvond manifesteren zij zich echter ook als kleine duinachtige heuvels en ruggen. Het zal duidelijk zijn dat in de windvormingen nauwelijks grof grind voorkomt. Op het stuwwalplateau met de Amerongse Berg heeft de wind nauwelijks zandige afzettingen achtergelaten. Verder naar het noordoosten vormen ze echter de "bovenbouw" van het brede, laag gelegen terras dat de opgestuwde formaties van de Utrechtse Heuvelrug scheidt van de Gelderse Vallei.

De invloed van de mens
De invloed van boerengemeenschappen

Evenals andere gebieden met droge zandgronden werd de Utrechtse Heuvelrug sinds de bronstijd gaandeweg vrijwel geheel ontbost en vele eeuwen overwegend als (gemeenschappelijke) graasgrond gebruikt. Steppe- en heidevegetaties gingen nu domineren. De aanvankelijk zo veel mogelijk zelf in hun eerste levensbehoeften voorzienende boerenhuishoudens hadden vroeger overigens primair belangstelling voor gebieden waar zowel akkerbouw als veeteelt kon worden bedreven en bovendien hooioogsten mogelijk waren.

In verband hiermee vestigden de boeren zich in pre- en vroeghistorische tijd bij voorkeur in gebieden waar als grasland te gebruiken vochtige gronden dichtbij voor de akkerbouw geschikt wat droger land lagen. Zulke situaties werden bijvoorbeeld onderlangs de Utrechtse Heuvelrug aangetroffen. Ter plekke van het huidige Amerongen is daarom al vele eeuwen geleden een zone ontgonnen. Zoals gebruikelijk zouden de boerderijen daarbij tussen het akkerland en de belangrijkste weidegronden worden gesitueerd.

Hoelang geleden in en bij Amerongen al permanente landbouw werd bedreven weten wij nog niet. Waarschijnlijk was dat reeds in de achtste eeuw het geval. De oudst bekende vermelding van Amerongen dateert echter van 1126. De nederzetting werd toen in een document aangeduid als Amerungon wat wijst op de aanwezigheid van een bewoonde plek bij een rivier. Sinds de Hoge Middeleeuwen werden de grotere aaneengesloten oppervlakten akkerland als die van Amerongen veelal gemeenschappelijk geëxploiteerd. Dergelijk akkerland werd in Midden Nederland veelal eng genoemd. De zachtglooiende akkers bij Amerongen zijn gedeeltelijk restanten van zulke engen. Het oudste Middeleeuwse akkercomplex was de Ameronger of Hoge Eng die ter weerszijden van de Holle Weg lag en zich oostwaarts tot het grondgebied van Elst uitstrekte.

De droogste en/of reliëfrijkste gronden bleef een definitieve ontginning tot cultuurland (lang) bespaard. Wel zouden ze eeuwenlang gemeenschappelijk door de boeren worden gebruikt om er hout vandaan te halen, schapen of ander (klein)vee te laten grazen en plaggen te steken. Daarbij werden de plaggen na met stalmest te zijn vermengd gebruikt om de vruchtbaarheid van tot akkerland ontgonnen gronden op peil te houden. Met name op de voedselarme zanden was dit geregeld nodig.

In de Hoge Middeleeuwen behoorde Amerongen tot de belangrijkste hoven van het Utrechtse Domkapittel. De nederzetting was echter ook onderhorig aan de Heren van Abcoude.

Vroeger werd op de relatief warme zuidelijke flanken van de Utrechtse Heuvelrug met name bij Amerongen, Elst en Rhenen ook tabak geteeld. Dit gebeurde op door bonenstaken omheinde en beschutte perceeltjes. Zoals bekend is de tabak geen inheemse plant maar in de zestiende eeuw geïmporteerd uit Noord Amerika. De tabaksbladeren bracht men naar schuren om ze te laten drogen. De muren van de schuren werden opgetrokken uit lange houten planken die als dakpannen op elkaar kwamen te liggen en zwart geteerd werden.

Kenmerkend voor de schuren waren ook met pannen gedekte zadeldaken. De meeste schuren zijn negen meter breed terwijl de lengte enkele tientallen meters kan bedragen. Voor de ventilatie van de tabaksbladeren werden de schuren aan de zijkanten voorzien van omhoogklapbare horizontale planken. Bij de tabaksschuren onderscheidt men een één- of tweebeukig hoogwandig type dat vooral in de omgeving van Amersfoort is te vinden en een laagwandig driebeukig type dat in het gebied van Amerongen en Elst domineert.

Voor de verwerking van de tabak zorgden enkele nabije sigarenfabriekjes. In de schuren werd ook gewoond. De levensomstandigheden waren in die onderkomens echter bepaald primitief. De tabakscultuur begon op de heuvelrug ongeveer in 1640. Omstreeks 1965 verdween ze echter weer. De internationale concurrentie, een epidemische schimmelziekte en de uitbreiding van Amerongen waren de voornaamste oorzaken ervan. Aan de voormalige cultuur herinneren nu nog enkele tientallen (min of meer verbouwde) schuren en veldnamen als De Plantage en Willem III. Bovendien is er in Amerongen het Tabaksmuseum aan gewijd.

De invloed van grootgrondbezitters
Evenals Doorn is Amerongen behalve de naam van een dorp tevens die van een oud landgoed. Het kasteelachtige huis van dit landgoed is van oorsprong middeleeuws maar in 1672 door Franse troepen verwoest. Vier jaar later, toen het eigendom was van de diplomaat Godard Adriaan van Reede Ginckel, zou het huis opnieuw worden opgetrokken. Het werd toen een vierkant gebouw met een souterrain drie verdiepingen en zolder dat wordt beschouwd als het laatste belangrijke Nederlands-classicistisch bouwwerk vóór de komst van de barok.

Huis Amerongen rijst op uit een rechthoekige waterpartij die deel uitmaakt van een eveneens rechthoekige parkaanleg. Het park kreeg zijn huidige karakter nadat Graaf van Aldenburg Bentinck in 1879 eigenaar van het landgoed was geworden. De graaf liet het park namelijk reconstrueren. Dit gebeurde onder leiding van Hugo Poortman die een medewerker was van de bekende Franse tuinarchitect Edouard André. Nadat de Duitse keizer Wilhelm II in 1918 naar ons land was gevlucht heeft hij enige tijd op Huis Amerongen gewoond. Sinds 1977 is Huis Amerongen eigendom van de Stichting Utrechtse Kastelen die het openstelde als museum. Een bijgebouw van Huis Amerongen werd een bezoekerscentrum van het Staatsbosbeheer.

Oostelijk van het Huis Amerongen heeft nog een ander slot gelegen. Het nu beboste terrein waarop het stond is nog goed als zodanig herkenbaar. We vinden er een om een schiereiland lopende slotgracht. Het wandelgebied behoorde eeuwenlang tot het landgoed van Huis Amerongen. De eigenaren ervan begonnen reeds in de 18de eeuw met herbebossingen. De directe noordoostelijke omgeving van Amerongen was daarbij al snel aan de beurt.

Aanvankelijk werden veel percelen geëxploiteerd als eikenhakhout dat met dichtbegroeide wal- en greppelsystemen tegen wild- en veeschade werd beschermd. Een groot aantal van deze "aardwerken" is tot op de huidige dag behouden gebleven. Voor de teelt van opgaand hout zou al vroeg de grove den worden geïntroduceerd terwijl langs een groot aantal boswegen beuken of andere loofbomen werden geplant. Bij het beheer van het Amerongse Bos werd en bleef de grove den lang een populaire houtsoort. Omstreeks 1935 occupeerde ze zelfs 97% van het beboste oppervlak.

In genoemd jaar zag de kasteelheer van Amerongen zich overigens genoodzaakt een groot deel van zijn landgoed af te stoten. Het werd toen verkocht aan de beleggingsmaatschappij N.V. Unitas. Deze beplantte veel percelen met snelgroeiend naaldhoutsoorten als douglas fijnspar en larix. In 1974 werd het bosbezit van de N.V. Unitas overgenomen door het Rijk die de exploitatie ervan opdroeg aan Staatsbosbeheer. Aldus ontstond de staatsboswachterij Amerongse Berg. Anders dan haar naam kan doen vermoeden behoren hiertoe voornamelijk terreinen die niet op de gelijknamige hoogte zijn gelegen.

Drie jaar na de Staat verwierf de Stichting Het Utrechts Landschap het dichter bij Huis Amerongen gelegen oudste deel van het bos dat al in 1807 op een kaart werd aangegeven. Er staan nog dennen uit de 18de eeuw! Omstreeks 1800 werd op een plek waar destijds een weids uitzicht over het rivierengebied viel te beleven voor de kasteelvrouw lady Athlone de theekoepel Le Colombier gebouwd. Hij werd genoemd naar een huis in het Zwitserse Neuchâtel waar haar nicht Belle van Zuylen woonde.

De theekoepel is reeds lang verdwenen. Vlakbij de koepel liet lady Athlone in 1815 als blijvende herinnering aan de Slag bij Waterloo een gedenkteken oprichten. Een belangrijke aanleiding was dat haar oudste zoon heelhuids van het slagveld terugkeerde. Het monument bestaat uit een gemetselde rechthoekige sokkel en vastberadenheid symboliserende Toscaanse zuil die wordt gekroond door een grote ronde kogel. In de Tweede Wereldoorlog gebruikten de Duitsers het gedenkteken als een schietschijf waardoor het ernstig werd beschadigd. Enkele jaren na de oorlog is het monument verwijderd en begraven in de tuin van de toenmalige rentmeester.

Inwoners van Amerongen bewerkstelligden echter dat het in 1962 weer werd opgegraven en hersteld. Het gedenkteken kwam toen op zijn huidige plaats ten zuiden van het bosrestaurant te staan. Na zijn heroprichting is het monument op 3 augustus 1963 door de erven Graaf G.J.G.C. van Aldenburg Bentinck overgedragen aan de gemeente Amerongen. Aan het monument is nog goed te zien dat het een doelwit was bij schietoefeningen. Bij het monument zijn enkele bankjes geplaatst.

Dichtbij de plek waar de theekoepel stond verrees in het begin van de 19de eeuw Het Berghuis. Ook dit werd in opdracht van lady Athlone gebouwd. In 1883 is het pand ingericht als logement en uitspanning. Tegenwoordig wordt het geëxploiteerd als restaurant. Ter herinnering aan de vroegere provinciale elektriciteitsmaatschappij PUEM NV (1916-1991) is bij het bosrestaurant De Bergschuur een meer dan manshoge grafheuvel nagebouwd. Daarbij werd een gang uitgespaard en aan beide zijden geflankeerd door een muur met gegevens over de opbouw van een meermalen benutte grafheuvel.

Op het hoog gelegen terras aan de zuidoostkant van de Amerongse Berg waren de oudste bosgedeelten omstreeks 1790 ontsloten volgens een "cirkel-met-8 radialen" patroon dat doet denken aan een wiel met spaken. Het heeft een middellijn van 250 meter. In het middelpunt van de cirkel is de Eenzame Eik vanouds een solitaire boom. Het "sterrenbos" werd De Manége gedoopt omdat er vroeger paardrijders oefenden. De radiale lanen stralen onder meer uit naar het Huis Amerongen, de Domtoren van Utrecht, het centrum van Amersfoort en een oude kerktoren van Veenendaal. Doordat de cultuurhistorisch interessante structuur van de Manége bij het latere bosbeheer zou worden verwaarloosd en veronachtzaamd was ze enkele decennia geleden nauwelijks herkenbaar meer. In 1990 begon Staatsbosbeheer echter met het herstel ervan. Daarbij is eerst de ringvormige bosweg gereconstrueerd en beplant met jonge beuken. Veertien jaar later zou het zware naaldhout binnen de rondweg worden vervangen door nieuwe beplanting. De herbebossing gebeurde op de boomplantdag van 2004. Scholieren van acht (voormalige) gemeenten waren hierbij betrokken. Rond de stam van de Eenzame Eik zijn banken geplaatst waar men uitzicht heeft op de nieuwe beplanting van het sterrenbos en de acht radiale lanen ervan kan overzien.

Het dorp Amerongen
Amerongen moet al voor het jaar 1000 zijn ontstaan. Het ontwikkelde zich bij het gelijknamige kasteel dat reeds in 1116 werd vermeld. Kasteel en dorp vormden met hun wijde omgeving een heerlijkheid die een leen was van het Utrechtse Domkapittel. Omstreeks 1240 besloten Bisschop Otto III van Utrecht en Flores IV, Graaf van Holland een dijk langs de Rijn te laten bouwen en voor de ontwatering van het aangrenzende nieuwe polderland de Amerongse Wetering te doen graven.

Om strategische redenen had Graaf Flores V van Holland veel belangstelling voor het landgoed. In 1286 is het na een reconstructie van de burcht dan ook deels aan hem opgedragen. Zoals wij hiervoor reeds meldden is het huidige Huis Amerongen niet meer de Middeleeuwse burcht maar omstreeks 1675 gebouwd. Het oudere deel van Amerongen heeft tot op heden nog veel van zijn vroegere karakter behouden. In de loop van de 20ste eeuw is het dorp echter flink noordwaarts uitgebreid. Dit gebeurde op de agrarische gronden van de Utrechtse Heuvelrug.

En nu op geopad
Voor degenen die met eigen ogen een representatief beeld van de Amerongse Berg en omgeving willen krijgen beschreven wij een grotendeels gemarkeerde boomvormige route van 4,4 kilometer.

De vice versa te lopen stam van de "boom" wordt gevormd door de 750 meter lange weg die de Rijksstraatweg met het bosrestaurant en informatiepunt 't Berghuis verbindt. Wie per auto naar de Amerongse Berg komt kan gebruik maken van de parkeerplaats bezuiden het Bosrestaurant Het Berghuis.

Route 4,4 km. Voor de GPS RouteYou versie, klik hier.

Samenvatting
Het wandelgebied ligt grotendeels op een stuwwalgedeelte dat werd gevormd door een ijstongetje dat zich van de Gelderse Vallei in de richting van Elst trachtte uit te breiden.

Het stuwwalgedeelte manifesteert zich noordoostelijk van Amerongen als een grotendeels plateauachtige hoogte. Deze wordt gedomineerd door een peervormige afzonderlijke heuvel die tot 69 meter boven N.A.P. reikt. De door een informatiezuil gemarkeerde kruin ervan is de hoogst gelegen plek van de Utrechtse Heuvelrug.

In de laagten van het stuwwallenlandschap vormde smeltwater enkele valleien met dalletjes. Verreweg de grootste vallei markeert de Amerongse Berg aan de west- en noordwestzijde. Waar ze zuidzuidwestwaarts loopt scheidt de laagte de stuwwalbogen van Leersum en Elst.

Het wandelgebied behoorde eeuwenlang tot het landgoed van Huis Amerongen De eigenaren ervan begonnen reeds in de 18de eeuw met herbebossingen. Daarbij was de directe noordoostelijke omgeving van Amerongen was al snel aan de beurt.

Aan de zuidkant van het bos verrees in het begin van de 19de eeuw het Berghuis dat tegenwoordig als restaurant wordt geëxploiteerd.

Op de relatief warme zuidflanken van de Utrechtse Heuvelrug was ruim drie eeuwen de tabaksteelt van belang. Hieraan herinneren onder meer nog zo'n 20 zwart geteerde houten schuren waarin de tabaksbladeren werden gedroogd. Enkele ervan staan op het zachtglooiende oude akkerland ten zuiden van het oude bos.

In Amerongen is een museum aan de voormalige tabakscultuur gewijd.

In 1935 zag de kasteelheer van Amerongen zich genoodzaakt een groot deel van zijn landgoed te verkopen. Dit deel werd toen eigendom van de beleggingsmaatschappij N.V. Unitas die het bijna

veertig jaar later verkocht aan het Rijk. De Stichting Het Utrechts Landschap verwierf in 1977 het dichter bij Huis Amerongen gelegen oudste deel van het bos.

Op het stuwwalterras ten zuidoosten van de Amerongse Berg werd de structuur van een sterrenbos uit 1792 gefaseerd in oude luister hersteld.