Geo-Hotspot 089- de Laarsenberg

bijgewerkt 09-01-2022

Een bijdrage van Stichting Nationaal Landschapskundig Museum ‘Telluris’, H.A. Visscher

Voor het complete boekje met alle afbeeldingen, klik hier.

Geo-Hotspot: de Laarsenberg bij Rhenen

waar een bosrijke stuwwalflank je ook akkers met terrasjes laat zien

 

Deze wandelgids gaat over het noordelijk deel van het bosrijke stuwwalplateau dat oostelijk van Rhenen het sluitstuk vormt van de (Utrechtse) Heuvelrug.

De brochure is aflevering 089 van een reeks gewijd aan gebieden waar ook de bodem en het reliëf ons duidelijk laten zien welke invloed natuurlijke processen en de mens er op de ontwikkeling hadden. Aangegeven wordt waaruit een en ander valt af te leiden.

Speciale aandacht krijgt daarbij een route waar dit goed kan worden waargenomen en we dus op Geopad kunnen gaan. Het meest interessant zijn:

  • de uitzichten op glooiend cultuurland van de Gelderse Vallei,
  • de terrasjes die de hellingen verlevendigen,
  • restanten van loopgraven, een kazemat, militaire erebegraafplaats,
  • informatiecentrum over de Tweede Wereldoorlog.

De informatie is gebaseerd op veldverkenningen en onderzoeksresultaten. In sommige gevallen zijn meerdere mogelijke verklaringen gegeven voor het ontstaan van aardkundige verschijnselen. Niet alles namelijk werd al grondig onderzocht en niet altijd zijn bepaalde mogelijke oorzaken uit te sluiten.

Voorwoord
Wie wil weten waardoor een gebied werd zoals het nu is, kan veel hebben aan hetgeen de Aarde erover vertelt. Zowel de grond onder onze voeten als het reliëf om ons heen bieden daar vaak allerlei informatie over. Daarbij tonen ze behalve effecten van natuurlijke processen ook de invloed die de mens op de ontwikkelingen uitoefende.

Om profijt te hebben van de informatiebron Aarde moeten wij haar taal wel verstaan. Bij een wandeling naar de Laarsenberg kan deze brochure dan als een soort tolk fungeren. Ze is aflevering 089 van een reeks vergelijkbare uitgaven over gebieden waar de bodem- en reliëfkenmerken ons veel te zeggen hebben.

In elke aflevering wordt eerst iets over de ligging en aard van het betreffende gebied meegedeeld. Dan volgt een hoofdstuk over de natuurlijke processen die er plaatsvonden en de invloed die de mens op de ontwikkeling van het gebied had. Hierna wordt een wandelroute beschreven waar bodem en reliëf de geschetste ontwikkeling duidelijk laten zien. Een dergelijke route wordt wel ‘Geopad’ genoemd.

De reeks brochures met beschrijvingen van zulke routes verschijnt dan ook onder het motto ‘Op Geopad’.

Om welk en wat voor gebied gaat het?
De Laarsenberg is het noordelijk deel van het plateau aan het zuidoostelijk uiteinde van de Utrechtse Heuvelrug. Het plateau dankt zijn ontstaan aan de landijstong die zo'n 150.000 jaar geleden het zuidelijk deel van het gebied van de Gelderse Vallei binnendrong. De expanderende ijstong vormde het plateau door de afzettingen die ze tegenkwam op te schuiven en het oppervlak ervan vervolgens als een bulldozer te egaliseren.

Een deel van de Laarsenberg was al in de ijzertijd cultuurland. Akkerbouw werd er bedreven op kleine vierkante percelen, die waren omgeven door aarden walletjes. Later werd de grond die slagregens op kale akkers hellingafwaarts spoelde door zulke walletjes tegengehouden. Er ontstonden dan terrasjes. Dit was vooral mogelijk als de walletjes, die de grond opvingen, dichtbegroeid waren geraakt. Een aantal terrasjes herinnert nog aan het geschetste halfnatuurlijke proces.

Met name het zuidelijk deel van het gebied werd herbebost. Dit gebeurde vooral in de 19de eeuw. De eigenaren van het vroeger vrij grote landgoed Heimerstein speelden daarbij een belangrijke rol. De westelijke flanken van de Laarsenberg zouden in de loop van de twintigste eeuw meer en meer bebouwd raken. Bovendien werd er een klein sportpark op aangelegd. Bovenop het plateau is een terrein sinds 1935 gefaseerd als dierentuin ingericht. Oostelijk daarvan herinneren loopgraven, een bunkertje, militaire erebegraafplaats, monument en bezoekerscentrum aan het feit dat de Laarsenberg deel uitmaakte van een verdedigingslinie en er de eerste dagen van de Tweede Wereldoorlog hevig werd gevochten. Voor degenen die de Laarsenberg wandelend beter willen leren kennen wordt ook een educatieve route beschreven. Dit landschapsleerpad begint en eindigt bij het spoorwegstation Rhenen.

De natuurlijke ontwikkeling
Een expanderende ijstong creëerde een plateau
De Laarsenberg is onderdeel van de langste stuwwal die een zich uitbreidende landijstong zo'n 150.000 jaar geleden in het gebied van de provincie Utrecht vormde. De ijslob bouwde de stuwwal met de (rivier)afzettingen, die ze in het gebied van de huidige Gelderse Vallei wegschoof. Hierbij werden de afzettingen scholsgewijs opgestuwd. Aldus ontstonden bundels ribbels. Het huidige oppervlak van stuwwallen manifesteert zich echter op veel plaatsen als plateaus en terrassen. Daarbij varieert het niveau waarop de bovenzijde ervan is gelegen plaatselijk slechts weinig. Wel wisselen nagenoeg vlakke terreinen dan vaak af met enkele lage welvingen.

Op het plateau bij het uiteinde van de Utrechtse Heuvelrug is dat ook het geval. In het wandelgebied is de Laarsenberg ongetwijfeld mede dankzij de aanwezigheid van zo'n welving als afzonderlijke hoogte onderscheiden. Die culminatie reikt tot bijna 48 meter boven N.A.P. De plateaus en terrassen ontstonden waarschijnlijk doordat de ijstongen die de stuwwallen vormden deze later ook (grotendeels) overdekten en egaliseerden. Daarbij zullen de koppen van evenwijdige stuwwalribbels zijn weg geschaafd. Mogelijk gebeurde dit laagsgewijs boven horizontale splijtvlakken, die weer zouden kunnen zijn ontstaan wanneer de mate waarin het zijdelings expanderende ijs tegendruk ondervond, boven bepaalde niveaus sterk verminderde.

Grote rivieren ondermijnden het plateau
Het stuwwalplateau waarop het wandelgebied is gelegen eindigt aan de zuid- en zuidoostkant abrupt met een steile helling. Verantwoordelijk hiervoor waren de voorlopers van onze grote rivieren, die de stuwwallen sinds het verdwijnen van de ijskap her en der ondermijnden en doorbraken. Bij Wageningen werd daardoor de hoefijzervormige stuwwal, die het zuidelijkste deel van de Gelderse Vallei omgaf getweeëndeeld.

Aldus ontstond een verscheidene kilometers brede coupure. Stroomafwaarts daarvan werd de langste stuwwal van de Utrechtse Heuvelrug tot voorbij Rhenen door de grote rivieren versmald. Het stuwwalplateau waarop het wandelgebied is gelegen was oorspronkelijk dus wat groter, waarbij het verder naar het zuiden en zuidoosten reikte. Aan de noordoost- en noordkant lijkt de stuwwalflank door de grote rivieren in haar waarde te zijn gelaten.

De invloed van smeltwater en wind
Tijdens de verdwijning van het ijs heeft smeltwater het zand, grind en leem materiaal van de vrijkomende ondergrond meegenomen en elders weer afgezet. Afhankelijk van de ruimte die het verdwijnende ijs bood werd het dan slechts locaal of in zones afgezet, dan wel over grotere aaneengesloten oppervlakten uitgespreid. Locale of in smalle zones gevormde opeenhopingen van door het smeltwater neergelegde materiaal bleven bij de verdwijning van het ijs respectievelijk als heuvels en ruggen achter.

Dergelijke smeltwaterhoogten zijn echter (nog) niet in de omgeving van Rhenen aangetroffen. Wel vinden we er nog een deel van de brede gordel smeltwaterwaaiers, die in het (meestentijds) landijsvrij gebleven gebied aan de zuidwestkant van de stuwwal werd gevormd en later plaatselijk door de grote rivieren zou worden weg geërodeerd.

Waaiervormige ijssmeltwatervormingen als die aan de voet van de Utrechtse Heuvelrug worden in de geomorfologie sandur (meervoud: sandur) genoemd. Aan de noordoostkant rijst de stuwwal op uit zandige, terrasachtige afzettingen, waarvan de steile flank aan de buitenzijde soms door smalle lage ruggen wordt gemarkeerd en geaccentueerd. Dergelijke min of meer gekraagde terrassen zijn vooral bekend van Overijssel, maar ook langs de oostrand van de Utrechtse Heuvelrug te vinden.

Benoorden Rhenen zijn ze echter niet zo duidelijk herkenbaar. Een deel van de terraslichamen bestaat uit de eerder genoemde ijssmeltwaterafzettingen van het Saalien. Voor het overige zijn het echter jongere vormingen uit de pas tienduizend jaar geleden geëindigde laatste koude tijd van het geologisch verleden, die tegenwoordig Weichselien genoemd wordt. Scandinavisch landijs wist ons land en het oostelijk aangrenzend deel van Duitsland toen niet meer te bereiken.

Anders dan in Denemarken en een deel van Noord Duitsland zou het Scandinavisch landijs tijdens het Weichselien in onze omgeving dus niet opnieuw stuwwallen vormen. Dit betekende echter ook dat het de stuwwallen en smeltwatervormingen uit het Saalien onverlet liet. Dergelijke situaties zijn mondiaal gezien zeldzaam. In tegenstelling tot het landijs zou smeltwater tijdens het Weichselien nog wel weer een belangrijke rol spelen. Het smeltwater was nu echter vooral van sneeuw(opeenhopingen) afkomstig. Met name bij de vorming van de her en der in het stuwwallenlandschap voorkomende dalletjes heeft het een belangrijke rol gespeeld.

Op de Laarsenberg zijn de effecten daarvan niet goed te zien, omdat er geen markante dalletjes werden gevormd. Behalve smeltwater heeft in het Weichselien ook de wind de geomorfologische gesteldheid van het stuwwallenlandschap nogal beïnvloed. Dit kon het geval zijn wanneer de bodem kaal, droog, grindarm en niet door ijs aaneen gekit of met sneeuw bedekt was. Evenals het ijssmeltwater spreidde de wind het door hem meegenomen, overwegend zandige materiaal soms over grote aaneengesloten oppervlakten als een mantel over oudere afzettingen uit, terwijl het ook kleine heuvels en ruggen vormde. Aldus moet met name een belangrijk deel van de laag gelegen terrassen zijn huidig aanzien hebben gekregen.

Het zal duidelijk zijn dat in de windvormingen nauwelijks grof grind voorkomt. In het voorgaande zagen we, dat de wind zand vaak als een min of meer geplooide mantel over andere afzettingen uitspreidde. Aldus ontstane windvormingen worden daarom dekzanden genoemd. Op de Laarsenberg zal men ze nauwelijks aantreffen, wel onderlangs de flanken ervan.

De invloed van de mens
Het grondgebruik door boerengemeenschappen
Al enkele duizenden jaren geleden werd in sommige delen van ons land geakkerd. Vooral in de ijzertijd gebeurde dit op complexen vrijwel vierkante percelen. Deze stukjes land werden van elkaar gescheiden door lage aarden walletjes, terwijl de complexen als geheel er door zouden worden  omgeven. Dit type prehistorisch cultuurland is vooral bekend als celticfields omdat vroeger werd gedacht dat de Kelten er boerden. Een neutrale Nederlandse benaming is raatakkers. Wie op de Laarsenberg naar informatief microreliëf speurt zal her en der al spoedig lage walletjes ontwaren van het type dat de prehistorische akkertjes omgaf.

Evenals andere gebieden met droge zandgronden werd de Utrechtse Heuvelrug sinds de bronstijd gaandeweg vrijwel geheel ontbost en vele eeuwen overwegend als (gemeenschappelijke) graasgrond gebruikt. Steppe- en heidevegetaties gingen nu domineren. De aanvankelijk zo veel mogelijk zelf in hun eerste levensbehoeften voorzienende boerenhuishoudens hadden vroeger overigens primair belangstelling voor gebieden waar zowel akkerbouw als veeteelt kon worden bedreven en bovendien hooioogsten mogelijk waren.

In verband hiermee vestigden de boeren zich in pre- en vroeghistorische tijd bij voorkeur in gebieden waar als grasland te gebruiken vochtige gronden dichtbij voor de akkerbouw geschikt, wat droger, land lagen. Zulke situaties werden bijvoorbeeld onderlangs de Utrechtse Heuvelrug aangetroffen. Aan de noordkant van de Laarsenberg is daarom al eeuwen geleden een zone ontgonnen. Zoals gebruikelijk zouden de boerderijen daarbij tussen het akkerland en de belangrijkste weidegronden worden gesitueerd. Aldus ontstond bijvoorbeeld de nederzetting Achterberg.

Een deel van het oude akkerland op de noordelijke flank van de Laarsenberg wordt verlevendigd door markante terrasjes. De opmerkelijk steile randen ervan zijn plaatselijk met struikgewas of kleine bomen begroeid. Akkerterrasjes als die van de Laarsenberg worden met name op sterk hellend cultuurland aangetroffen. In Nederland vinden we ze dan ook vrijwel alleen in Zuid Limburg.

Veel van zulke terrasjes ontstonden wanneer ter bestrijding van de bodemerosie dwars op de hellingen walletjes waren opgeworpen. Zij vingen dan het materiaal op dat bij slagregens naar beneden werd gespoeld, terwijl onderaan de walletjes erosie mogelijk bleef. De steile hellinkjes die de terrassen markeren worden gewoonlijk graften genoemd. Het lijkt waarschijnlijk dat we hier ook op het oude cultuurland van de Laarsenberg mee van doen hebben.

De ontwikkeling die tot het ontstaan van de raatakkers leidde, zou daarbij door de aanwezigheid van prehistorische walletjes zijn bepaald. Bij gedetailleerde inventarisaties is gebleken dat ook in de bossen van de Laarsenberg hier en daar terrasjes voorkomen.

Sommige daarvan liggen echter op slechts weinig geaccidenteerde delen van de stuwwalflanken. Bovendien volgen de randen van die terrasjes niet altijd de contouren van die glaciale glooiingen. ook ogen ze soms natuurlijker dan typische graftterrasjes. Daarbij doen ze ons denken aan enkele terrasjes die nog niet zo lang geleden in de buurt van Arnhem werden gevonden. Die terrasjes zijn mogelijk smeltwaterafzettingen die tegen de rand van een verdwijnende ijslob werden gevormd.

Sinds de Hoge Middeleeuwen werden de grotere aaneengesloten oppervlakten akkerland als die van de Laarsenberg veelal gemeenschappelijk geëxploiteerd. Dergelijk akkerland werd in Midden Nederland veelal eng genoemd. De droogste en/of reliëfrijkste gronden bleef een definitieve ontginning tot cultuurland (lang) bespaard. Wel zouden ze eeuwenlang gemeenschappelijk door de boeren worden gebruikt om er hout vandaan te halen, schapen of ander (klein)vee te laten grazen en plaggen te steken. Daarbij werden de plaggen na met stalmest te zijn vermengd gebruikt om de vruchtbaarheid van tot akkerland ontgonnen gronden op peil te houden. Omstreeks 1850 was een groot deel van de Laarsenberg bouwland dat vooral bovenop het stuwwalplateau afwisselde met wat heiderestanten of (aangeplant) bos. Op de gemene graasgronden werd locaal ook kleinschalig naar grind, leem of andere bodemschatten gegraven. Hieraan herinnert doorgaans grillig microreliëf met kuilen en storthopen. Op enkele plaatsen resulteerden de graafpartijen in het ontstaan van een wat grotere kuil. Enkele natuurlijk ogende kleinere kuilen zijn waarschijnlijk niet gegraven.

De invloed van grootgrondbezitters
Sinds de Vroege dan wel Volle Middeleeuwen zouden kerkelijke of adellijke en later ook welstandige "burgerlijke" grootgrondbezitters veel invloed op de ontwikkeling van de Laarsenberg en omgeving gaan uitoefenen. Onderaan de Utrechtse Heuvelrug zijn op diverse plaatsen restanten gevonden van een aantal Middeleeuwse kastelen of versterkte huizen.

Zo lag oostelijk van Achterberg bij De Dijk het belangrijke kasteel Ter Horst. Het werd gebouwd in opdracht van de Utrechtse bisschop Godfried van Reenen om de aanvankelijk nog niet ommuurde stad Rhenen beter te kunnen verdedigen. De Utrechtse bisschoppen vertoefden graag op het slot. Het gebouwencomplex stond op een omgracht terrein en werd gedomineerd door een zware rechthoekige woontoren. De verdedigers van het slot waren afzonderlijk gehuisvest en bezaten land.

In 1527 werd het kasteel door Karel van Gelre verwoest. Nadien is het slot verder gesloopt, waarbij de stenen deels werden gebruikt voor het herstel van de Rhenense stadsmuren en ook aan de stad Utrecht zijn verkocht. Niet ver van de plek waar het kasteel Ter Horst lag, bevindt zich de hoeve Stuivenes, die deels uit een vierkante donjon bestaat. Volgens een charter uit 1578 was de Stuivenes toen een bezitting van het Agnietenconvent te Rhenen.

Zuidoostelijk van Achterberg stond het kasteel Levendaal, ter plekke waarvan voordien waarschijnlijk de curtis Laar lag. Wanneer een prent uit 1486, zoals wordt vermoed, een afbeelding is van het verdwenen kasteeltje, zou het toen uit twee vleugels hebben bestaan. In 1820 werd het slot Levendaal vervangen door een ander bouwwerk, dat echter in de Tweede Wereldoorlog is verwoest. Na de oorlog zijn de kasteelgrachten gedempt.

Ter plaatse van het verdwenen Levendaal vinden we nu de boerderij Klein Levendaal. De zeer oude linde voor de boerderij zou nog kunnen dateren van de tijd dat Laar een curtis was.

Het meest oostelijk deel van de Laarsenberg maakt nog deel uit van het landgoed Heimerstein dat vroeger veel groter was. Het werd waarschijnlijk in de 16de eeuw gesticht. Het huis van het landgoed kwam te liggen tegenover het einde van een verbinding die zich ter plekke van het huidige Ouwehands Dierenpark van de hoofdweg over het stuwwalplateau afsplitste.

De vrijwel geheel behouden gebleven weg werd later Heimersteinse Laan gedoopt. Aan het begin van de 19de eeuw was het buiten eigendom van baron Von Knobelsdorf, die zijn gronden op de Grebbe- en Laarsenberg liet herbebossen. Veel bos is lang als hakhout geëxploiteerd, wat nog aan de huidige begroeiing is te zien. Bij het oostelijk deel van de Heimersteinse Laan zou echter een beukenbos worden geplant. Om het huis Heimerstein werd een park in landschapsstijl aangelegd.

Onderlangs de Utrechtse Heuvelrug zou een relatief laag gelegen zone van de Gelderse Vallei na de Middeleeuwen gefaseerd werden ingericht als een inundeerbare verdedigingslinie. Hiermee werd beoogd Holland en Het Sticht beter te kunnen beschermen tegen aanvallen uit het oosten. Militair was de linie geen succes. In de winter van 1794-'95 kon ze de Fransen niet tegenhouden doordat het inundatiewater toen bevroor. De linie is nadien nog versterkt waarbij ze uiteindelijk uit elf compartimenten zou gaan bestaan.

De latere ontwikkelingen
In 1927 zou het buiten Heimerstein worden aangekocht door een ernaar genoemde maatschappij. Deze vestigde er een internaat, waarvoor ook nieuwbouw verrees. Het landhuis werd in de Tweede Wereldoorlog verwoest maar ongeveer vijf jaar daarna weer herbouwd. Uit de 19de eeuw dateren nog een paardenstal, oranjerie, koetshuis en melkhuisje. Door de uitbreiding van de bebouwing is van het park van Heimerstein niet zo veel meer over.

Aan de westkant van de Laarsenberg werd bij de spoorlijn vrijwel geen bos aangelegd. Het was en bleef een akkerbouwgebied tot het in de 20ste eeuw door enkele kleine stadsuitbreidingen geleidelijk bebouwd raakte. Bij de uitbreiding werden langs het deel van de Levendaalse Weg dat het akkerbouwgebied doorsneed landhuizen gebouwd.

Zuidelijk van de Levendaalse Weg lag een stuk akkerland dat was omgeven door een brede houtsingel. De ligging van dit later bebost geraakte terrein wordt nog weerspiegeld door het huidige stratenpatroon. De jongste woonbuurt op de Laarsenberg dateert van de negentiger jaren. Ze wordt ontsloten door een straat waarvan de naam herinnert aan de in 1940 op de Grebbeberg gesneuvelde majoor Jacometti.

Bij het oostelijke buitenwijkje van Rhenen werd op de zuidwestflank van de Laarsenberg een sportpark aangelegd. Dit gebeurde op een terrein dat in de 19de eeuw grotendeels bebost was. Oostelijk van het sportpark zou een bovenop het stuwwalplateau gelegen bosrijk terrein sinds 1932 gefaseerd het domicilie van Ouwehands Dierenpark worden.

Vlak voor de Tweede Wereldoorlog werd de Grebbelinie op het stuwwalplateau versterkt met loopgraven en enkele kazematten. De loopgraven waren zigzaggende sleuven, waarvan de steile wanden door houtconstructies werden versterkt. Een deel ervan werd uitgegraven in een strook, die middendoor het bosgebied noordwaarts liep en bij het akkerland naar links knikte. Ook in het uiterste oosten van het bosgebied werden echter loopgraven aangelegd. Hier liet het leger ook enkele kazematten bouwen. De kazematten waren eenvoudige bunkertjes, van waaruit geschoten kon worden.

In de meidagen van 1940 kon de Duitse opmars vanuit de versterkingen met loopgraven en kazematten enigermate worden vertraagd. Dit koste echter wel het leven aan honderden militairen. Aan die strijd herinneren nog (locaal gerestaureerde) relicten van de loopgraven, een kazemat, erebegraafplaats, monument en bezoekerscentrum.

En nu op Geopad
Degenen die een representatief beeld van de Laarsenberg willen krijgen adviseren wij de er door Het Utrechts Landschap uitgezette wandelroute te volgen. De circa zes kilometer lange route werd gemarkeerd door ronde houten paaltjes met een rode kop. De door Het Utrechts Landschap gemarkeerde route begint op het parkeerterrein bij de Militaire begraafplaats.

Route 6,4 km. Voor de GPS RouteYou versie, klik hier.

Samenvatting
Oostelijk van Rhenen eindigt de primair door landijs gevormde Utrechtse Heuvelrug met een vrij groot plateau, dat aan de zuid- en zuidoostzijde door de grote rivieren werd ondergraven.

Het wandelgebied ligt op het als de Laarsenberg bekende, noordelijke deel van het plateau waarvan een afzonderlijke culminatie tot 48 meter boven N.A.P. reikt. Her en der herinnert microreliëf aan complexen omwalde akkertjes uit de ijzertijd.

Opvallender zijn de terrasjes die op de noordelijke flanken van de Laarsenberg voorkomen. De meeste ontstonden waarschijnlijk doordat walletjes her en der de grond opvingen, die op kaal akkerland bij slagregens hellingafwaarts werd gespoeld.

Omstreeks 1850 was een groot deel van de Laarsenberg akkerland. De huidige bossen van het wandelgebied werden grotendeels aangeplant op terreinen van het landgoed Heimerstein dat vroeger veel uitgestrekter was dan tegenwoordig. In 1927 werd op Heimerstein een internaat gevestigd.

Het meest westelijk deel van de Laarsenberg was en bleef voornamelijk een akkerbouwgebied, dat in de 20ste eeuw geleidelijk bebouwd raakte. Ten oosten van het wijkje dat aldus ontstond werd bebost hellend terrein getransformeerd in een sportpark. Nog iets meer naar het oosten zou bovenop het stuwwalplateau een bosgedeelte gefaseerd door Ouwehands Dierenpark in gebruik worden genomen. 

Oude hoofdverbindingen die het wandelgebied snijden zijn de Levendaalse Weg en Heimersteinse Laan. Ze liepen respectievelijk naar het verdwenen slot Levendaal en vroegere huis Heimerstein.

Even voor het begin van de Tweede Wereldoorlog werd de al enige eeuwen oude Grebbelinie versterkt. In het kader hiervan zijn toen middenop en aan de oostkant van de Laarsenberg loopgraven gecreëerd, terwijl bij de oostrand van het bos enkele bunkertjes werden gebouwd. Toen de Duitsers ons land in mei 1940 binnenvielen is er op en bij de Laarsenberg hevig gevochten.

Aan die strijd herinneren nog een militaire erebegraafplaats, monument, bezoekerscentrum, relicten van de loopgraven en een enkel bunkertje. Een van de loopgraven is over korte afstand in haar oorspronkelijke staat hersteld.

Een groot deel van de Laarsenberg is tegenwoordig eigendom van de stichting Het Utrechts Landschap dat er sinds 1953 zowel akkerland als bos verwierf.