Geo-Hotspot 112- de Biltse Duinen

bijgewerkt 29-12-2021

Een bijdrage van Stichting Nationaal Landschapskundig Museum ‘Telluris’, H.A. Visscher

Voor het complete boekje met alle afbeeldingen, klik hier.

Geo-Hotspot: de Biltse Duinen

Deze wandelgids gaat over het noordwestelijk deel van het bosrijke gebied tussen De Bilt, Bosch en Duin en Zeist.

De brochure is aflevering 112 van een reeks gewijd aan gebieden waar ook de bodem en het reliëf ons duidelijk laten zien welke invloed natuurlijke processen en de mens er op de ontwikkeling hadden. Aangegeven wordt waaruit een en ander valt af te leiden.

Speciale aandacht krijgt daarbij een route waar dit goed kan worden waargenomen en we dus op Geopad kunnen gaan. Het meest interessant zijn:

  • het markante kleinschalige reliëf,
  • natuurlijke zandbakken en
  • een oude beukenlaan.

De informatie is gebaseerd op veldverkenningen en onderzoeksresultaten. In sommige gevallen zijn meerdere mogelijke verklaringen gegeven voor het ontstaan van aardkundige verschijnselen. Niet alles namelijk werd al grondig onderzocht en niet altijd zijn bepaalde mogelijke oorzaken uit te sluiten.

Voorwoord
Wie wil weten waardoor een gebied werd zoals het nu is, kan veel hebben aan hetgeen de Aarde erover vertelt. Zowel de grond onder onze voeten als het reliëf om ons heen bieden daar vaak allerlei informatie over. Daarbij tonen ze behalve effecten van natuurlijke processen ook de invloed die de mens op de ontwikkelingen uitoefende.

Om profijt te hebben van de informatiebron Aarde moeten wij haar taal wel verstaan. Bij een wandeling naar de Biltse Duinen kan deze brochure dan als een soort tolk fungeren. Ze is aflevering 112 van een reeks vergelijkbare uitgaven over gebieden waar de bodem- en reliëfkenmerken ons veel te zeggen hebben.

In elke aflevering wordt eerst iets over de ligging en aard van het betreffende gebied meegedeeld. Dan volgt een hoofdstuk over de natuurlijke processen die er plaatsvonden en de invloed die de mens op de ontwikkeling van het gebied had. Hierna worden nog twee wandelroutes beschreven waar bodem en reliëf de geschetste ontwikkeling duidelijk laten zien. Een dergelijke route wordt wel ‘Geopad’ genoemd.

De reeks brochures met beschrijvingen van zulke routes verschijnt dan ook onder het motto ‘Op Geopad’.

Om welk en wat voor gebied gaat het?
Het zowel ten dele bebouwde als bosrijke gebied ligt zuidoostelijk van station Bilthoven.

De bebouwing occupeert voornamelijk het westen en noorden van het gebied. Buitenlangs het gebied liggen een verblijfsrecreatieterrein, kleine golfbaan en een tennispark. In het noorden reikt een complex welvingen er tot bijna 13 meter boven N.A.P.

Aan de zuidkant van de Biltse Duinen ligt een ander relatief hoog gebied overwegend ongeveer 8 meter boven N.A.P. Deze hoogte wordt gemarkeerd door een reeks klifjes. Enkele daarvan liggen vlakbij het cunet van een voormalige spoorlijn, waarover nu een fietspad loopt. De hoogte omsluit een vrijwel west-oost georiënteerde, langgerekte ovale laagte met een complex paardeweiden.

De ondiepe ondergrond van het afgebeelde gebied bestaat waarschijnlijk grotendeels uit grindrijke (ijs)smeltwaterafzettingen die in droge fasen van de laatste ijstijd op veel plaatsen bedekt raakten door een pakket vrijwel grindloze windzanden, waar in historische tijd weer verstuivingen mogelijk werden. Met name in het relatief laaggelegen centrale deel van het gebied bleven die tot op de dag van vandaag locaal optreden. Een van de nog stuivende gebiedsdelen is een zone van enkele honderden meters lengte.

De natuurlijke ontwikkeling
De invloed van de ijstijden
Het in deze wandelgids beschreven gebied ligt aan de westkant van de Utrechtse Heuvelrug. Enkele kilometers oostelijker schoof vanuit de Gelderse Vallei opdringend Scandinavisch landijs zo’n 150.000 jaar geleden de overwegend grindhoudende (rivier)afzettingen die het tegenkwam zodanig op dat een markante stuwwal ontstond.

Smeltwater van het ijs verspreidde enkele tienduizenden jaren later veel zand en grind van die glaciale rug over de ten westen en zuidwesten ervan gelegen gebieden uit. Aldus ontstonden door geowetenschappers veelal sandur genoemde waaiers smeltwaterafzettingen, die aaneengroeiden tot een enkele kilometers brede gordel. In droge fasen van de pas tienduizend jaar achter ons liggende laatste ijstijd raakten met name de lager gelegen delen van de gordel smeltwaterafzettingen nog weer door fijne windzanden bedekt.

De bedekking door windzanden was mogelijk wanneer de bodem in het gebied waar de wind vandaan kwam niet begroeid, vochtig, bevroren of door sneeuw bedekt was. Het zand werd door de wind vrij gelijkmatig over oudere afzettingen uitgespreid. De grondsoort die aldus ontstond wordt daarom dekzand genoemd.

Wanneer de ondergrond ‘s zomers slechts oppervlakkig ontdooide bleef de bodem ondoorlatend en dientengevolge ook lang vochtig. De wind kon dan slechts weinig zand tegelijk meenemen en afzetten. Bovendien werden de kleine hoogteverschillen die onder die omstandigheden ontstonden veelal door smeltwater genivelleerd.

Wanneer de permanent bevroren ondergrond weer verdween kon de wind meer zand gaan verplaatsen en de dekzandafzettingen soms zelfs zodanig verbouwen dat een reliëfrijk landschap met kleine (langgerekte) laagten, heuvels en ruggen ontstond. Klimaatveranderingen maakten dan vroeg of laat een uitbreiding mogelijk van de vegetaties die in staat waren het geaccidenteerde oppervlak van de dekzandvormingen te fixeren.

Begroeiing en bodemverdichting beschermden de dekzanden
De tijdens en kort na de laatste ijstijd ontstane dek- en stuifzandformaties waren van meet af aan kwetsbare geosystemen.

Begroeiing zou ze echter lang tegen wind- of watererosie beschermen. Aanvankelijk waren dat lichte naald- en loofbossen waarin eerst berken of dennen domineerden en later voornamelijk eiken en berken de dienst uitmaakten.

Toen de bossen onder invloed van allerlei activiteiten van de mens meer en meer gingen verdwijnen namen heide- en grasvegetaties die beschermende rol over. Daarin zouden ze worden bijgestaan door “bodemverstevigende” processen. Deze hielden indirect verband met de omstandigheid dat het weinige bodemleven van de droge zandgronden de organische afvalstoffen van de bos-, heide- en grasvegetaties maar langzaam afbrak en in humus omzette. Als gevolg hiervan gingen zij zich aan de oppervlakte ophopen. Aldus werd een zogenaamde ruwe humus of mor gevormd. Deze is instabiel en vertoont een sterke neiging te vervloeien.

Bij dit proces ontstaan chemisch agressieve humuszuren, die de bodem tot op enkele decimeters diepte zo kunnen uitlogen, dat ze een asgrauwe kleur krijgt. De grond van zulke asgrauwe bodemétages werd bekend als loodzand.

De weggespoelde bestanddelen sloegen voor een belangrijk deel weer op enkele decimeters diepte neer. Daarbij gingen de organische stoffen dichte donkere banken vormen, terwijl de ijzerverbindingen een bruinverkleuring veroorzaakten. Op grotere diepte vond de verkleuring onder invloed van het ijzer en de humus vaak in dunne laagjes plaats. Dergelijke laagjes worden in de bodemkunde ijzer- en/of humusfibers genoemd.

Het bodemtype dat bij de uitloging van de bovengrond ontstaat wordt als podzol aangeduid. Podzol is een Russische benaming, die asachtig betekent. De podzolen zijn dus genoemd naar de asgrauwe kleur, die hun bovengrond soms vertoont.

Het waren met name de hoofdzakelijk uit het vrijwel onverweerbare kwarts bestaande armste windzanden die de beschreven vrij sterke uitlogingsprocessen ondergingen. Omdat de weggespoelde organische bestanddelen de bodem eronder opvallend donker kleurden, werden deze sterk uitgeloogde gronden humuspodzolen genoemd. Men had ze echter evengoed als morpodzolen kunnen aanduiden. Enkele decennia geleden werden de relatief sterk uitgeloogde droge windzanden omgedoopt in haarpodzolen. Haar was namelijk de karakteristieke benaming van de beboste dek- en stuifzandige hoogten waar ze ontstonden. Aan de oppervlakte vinden we haarpodzolen voornamelijk nog in de vrijwel vlakke gebiedsdelen, waar ze zelfs over flinke aaneengesloten oppervlakten behouden bleven.

Wind kreeg echter nog weer nieuwe kansen
Enkele duizenden jaren geleden zou de mens gaandeweg grote aaneengesloten gebieden als graasgronden of akkerland gaan benutten. Op de drogere graasgronden leidde dit tot een nog armelijker worden van de begroeiing, waarbij her en der zelfs kale plekken ontstonden. Dit impliceerde weer een winderiger worden van het microklimaat. De mens creëerde op de droge voedselarme zandgronden dus geleidelijk gunstiger condities voor de winderosie.

Vooral tijdens langdurige droge perioden waarin kwetsbare vegetaties massaal afstierven zou dit niet zonder gevolgen blijven. Wij denken dan onder meer aan de al ruim 2400 jaar achter ons liggende vrij droge klimaatfase, die in geowetenschappelijke kringen het Subboreaal gedoopt werd. Maar ook aan de relatief droge fase van het Middeleeuwse klimaat, die zich in de jaren 900 - 1300 manifesteerde. Nadien zullen incidenteel opgetreden langdurige hittegolven de winderosie nog nu en dan in de kaart hebben gespeeld.

Vooral winderige gebieden als de boven een uitgestrekte kustvlakte uitrijzende Brabantse Wal ondergingen reeds in het Subboreaal enige tijd vrij ingrijpende herverstuivingen. Hierna volgde echter een klimaatfase, waarin de vegetatie zich kon herstellen en het stuifzand weer door de begroeiing werd vastgehouden. Er werden toen opnieuw uitlogingsprocessen mogelijk, die zelfs leidden tot het ontstaan van vrij markante podzolen.

De winderosie zou vooral aanvankelijk overigens vaak door de resistente componenten van de haarpodzolen worden belemmerd of vertraagd. Waar de beschermende haarpodzolen door herhaaldelijk afplaggen verdwenen werd de erosie daarentegen juist bevorderd. Dit moet vooral in de buurt van de boerderijen het geval zijn geweest. Behalve als gevolg van plaggen verdwenen de stevige podzolbodems soms ook door het vroegere verkeer over ongebaande wegen.

Wanneer de winderosie over grotere aaneengesloten oppervlakten mogelijk werd zal haar invloed op de winderigheid van het microklimaat navenant zijn toegenomen. Aldus kan het proces zich met name onder langdurig warme en droge weersomstandigheden hebben versterkt. Hierdoor werden ook in afgelegen gebieden grootschalige verstuivingen mogelijk. De huidige geomorfologische gesteldheid van die gebieden valt dan nauwelijks te relateren aan de verschillen in intensiteit van de vroegere menselijke activiteiten.

De verstuivingen werden lange tijd slechts in hun expansie belemmerd wanneer vochtige gebieden met een weelderige vegetatie bereikt werden. Na de introductie van de kunstmest en een grote crisis in de schapenhouderij zou echter ook een rol spelen dat de heide niet langer meer geplagd en begraasd werd. Bovendien ging de overheid de beteugeling van de zandverstuivingen stimuleren door het bevorderen van herbebossingen. Met die beplantingen werd overigens ook beoogd op termijn over meer stuthout voor de ondergrondse kolenmijnen te kunnen beschikken. De herbebossingen vonden daarom niet alleen in of bij nog stuivende gebieden plaats.

De zaden en vruchten van de aangeplante bossen kwamen ook in de omgeving ervan terecht. Dit leidde tot een toeneming van de houtopslag in aangrenzende heidegebieden. Aldus kwam gaandeweg zelfs een meer natuurlijk herbebossingsproces op gang.

De uitbreiding van de bossen door aanplantingen en opslag van houtgewas impliceerde ook dat de windsnelheid in de nog stuivende gebieden afnam. Aldus konden ze in de groeiseizoenen bij zowel vochtig als rustig weer eerder begroeid raken en blijven.

Al met al leidde een samenloop van omstandigheden in het recente verleden tot een weer zeldzamer worden van de zandverstuivingen.

De huidige geomorfologische gesteldheid
Ook ten oosten van De Bilt konden de zandverstuivingen zich plaatselijk sterk uitbreiden. Bezuiden de Paltzerweg zouden ze zelfs tot in het begin van de vorige eeuw over een grote aaneengesloten oppervlakte mogelijk blijven. Dit was het geval in een twee kilometer lange west-oost georiënteerde zone, die zich tot ver over het oostelijk aangrenzende grondgebied van de gemeente Zeist uitstrekte.

Ze reikte er zelfs tot bij de oude Dolderseweg. Daar kon de zone met winderosie zich niet verder meer uitbreiden omdat de ondergrond er voornamelijk uit grindrijke (ijs)smeltwaterafzettingen bestond. Momenteel zijn in de zone voornamelijk nog slechts op het grondgebied van de gemeente De Bilt verstuivingen mogelijk.

Bezuiden de zone waar de afgelopen eeuwen sprake was van grootschalige herverstuivingen heeft de wind in het recente verleden ook een geomorfologische rol gespeeld. Het plaatselijk voorkomen van vrij grillig duinreliëf wijst daarop. Blijkens vrij oude kaarten was een groot deel van het gebied bezuiden de zone met lang mogelijk gebleven verstuivingen omstreeks 1900 (weer) met bos of heide begroeid. Bovendien is het de vraag of al het reliëf er door de latere (her)verstuivingen ontstond. Met name de grote plateauachtige terreinverheffing met de depressie De Pan lijkt een (door de latere verstuivingen verminkt) ouder geosysteem, waarvan het ontstaan nog nader zal moeten worden onderzocht.

De tot ongeveer 8 meter boven NAP reikende plateauachtige hoogte wordt gemarkeerd door een reeks klifjes. Enkele daarvan liggen vlakbij het cunet van de voormalige spoorlijn Bilthoven-Zeist.

De door de hoogte omsloten depressie De Pan is een vrijwel west-oost georiënteerde, langgerekte ovale laagte met een complex paardeweiden.

Behalve de plateauachtige hoogte met de laagte De Pan intrigeert ook een tot circa 13 meter boven NAP reikend complex welvingen in het gebied van de watertoren door een enigszins afwijkende geomorfologische gesteldheid. Ook die situatie prikkelt tot nader onderzoek. Bij de Julianalaan is een aantal villa’s en een appartementencomplex op de noordelijke flank van het complex welvingen gebouwd.

De invloed van de mens
De ontwikkelingen voor de gedeeltelijke bebouwing van het gebied
Omstreeks het midden van de negentiende eeuw was het gebied van de Biltse Duinen en omgeving nog vrijwel onbewoond en nauwelijks door wegen ontsloten.

Tot de reeds wel bestaande verbindingen behoorden de Soestdijkse Straatweg in het westen, Paltzerweg in het noorden en Dolderse weg in het oosten. Verder waren de Soestdijkseweg en Dolderseweg met elkaar verbonden door een weg die bovenlangs de destijds reeds ontgonnen en begreppelde laagte De Pan liep.

De Soestdijkseweg is in 1815 voor het eerst als een afzonderlijke verbinding onderscheiden.

De Paltzerweg werd vroeger Oude Amersfoortse Zandweg, Oude Postweg of Biltse Weg genoemd. Pas in 1929 kreeg de verbinding haar huidige naam, die verband houdt met het feit dat ze oostelijk van Den Dolder het landgoed De Paltz aandeed. De weg is daar later echter ten dele weer verdwenen. Wel intact bleef en verhard werd het gedeelte Bilthoven-den Dolder.

De Dolderseweg dankt zijn bestaan aan een in 1829 genomen initiatief van enkele particulieren die streefden naar de aanleg van een noordzuidverbinding tussen de Soestdijkseweg en de Amersfoortseweg. Volgens een kaart uit 1902 was de verbinding toen bekend als de Grintweg. In 1904 werd die naam gewijzigd in de huidige. Zoals we zagen strekte het stuivende gebied van de Biltse Duinen zich toen nog uit tot bij de Dolderseweg, die er gezien zijn ligging buitenlangs lijkt te zijn aangelegd.

In 1863 begon de toenmalige Nederlandsche Centrale Spoorwegmaatschappij de exploitatie van de treinverbinding Utrecht - Amersfoort. Bij de Soestdijkseweg werd toen de halte De Bilt - Station geopend. Het dorp waarnaar ze genoemd werd lag echter een paar kilometer zuidwestelijker, terwijl de omgeving van de halte tot omstreeks 1900 vrijwel onbewoond bleef.

Wel verrezen er in de zeventiger jaren van de 19de eeuw ongeveer ter plekke van het later gerealiseerde en weer verdwenen openluchtzwembad enkele rijtjes kleine woningen en een tapijtfabriek, die later nog gezelschap zouden krijgen van een klein ziekenhuis en een kerkgebouwtje.

De activiteiten van de tapijtfabriek zouden echter al na enkele jaren weer worden beëindigd. De bouw van de woninkjes, het miniziekenhuis en het kerkje was een initiatief van de Amsterdamse onderwijzer Franciscus Tusch. Het is dan ook niet verwonderlijk dat zijn buurtschap Tusschenhoeve werd gedoopt.

Omstreeks 1900 is door het zuidwestelijk deel van het gebied de voormalige spoorlijn Bilthoven-Zeist aangelegd.

De meer recente ontwikkelingen
Hiervoor moest ook over een strook grond worden beschikt die was gelegen in een terrein dat voor militaire doeleinden werd gebruikt. In ruil hiervoor mocht het leger in delen van de Biltse Duinen gaan oefenen. In verband hiermee werd aan het nieuwe spoorlijntje zelfs een halte “Schietbanen De Pan”  geopend. Ze werd met name gebruikt voor het transport van militaire goederen en het vervoer van reservisten die in een nabijgelegen kamp De Pan verbleven.

De halte is alleen in de jaren 1904-1908 en 1912-1919 gebruikt.

Aan de militaire oefeningen in het gebied van de Biltse Duinen herinneren nog een aantal schuttersputjes.

Pas in de twintigste eeuw zou de omgeving van het station De Bilt over grotere oppervlakten bebouwd gaan raken. Daarbij kwam eerst het gebied ten zuidwesten van de spoorlijn aan de beurt. Er verrezen aanvankelijk enkele tientallen villa’s en sinds de twintiger jaren ook andere woningen en winkels.

In 1924 liet de toenmalige Utrechtse Waterleiding Maatschappij in het hoogste deel van het beschreven gebied een warmkleurige bakstenen watertoren bouwen. De overwegend ronde toren wordt geschraagd door enkele paren ribben die gevelsegmenten met hoge smalle ramen en verticaal metselwerk flankeren. Ontwerper van het monumentale bouwwerk was de Bilthovense architect W.F. Mertens.

In de omgeving van het station werd voornamelijk bebost gebied bebouwd. Bezuiden de spoorlijn zouden de bossen plaatselijk echter nog lang tot dichtbij het station behouden blijven.

Tegen het eind van de zestiger jaren zou echter ook daar de natuur moeten gaan wijken voor bebouwing. Er verrees toen gefaseerd nog een complete woonwijk met winkelcentrum. Het laatst raakte de omgeving van de monumentale watertoren bebouwd.

Het reizigers- en goederenvervoer op de spoorlijn Bilthoven - Zeist zouden respectievelijk in 1941 en 1972 worden beëindigd. Vervolgens werden in 1978 ook de rails van de spoorwegverbinding verwijderd. Op een groot deel van het traject is daarna een fietspad aangelegd. Bij de Julianalaan kwam er echter een landhuis op de spoorwegbedding te staan.

Op een terrein oostelijk van de huidige bebouwing werd in 1933 een natuurbad geopend. Mede door zijn ligging bij het station kreeg deze recreatievoorziening grote bekendheid. Vanwege toenemende tekorten zou de exploitatie van het bad echter in 1980 worden beëindigd.

Zes jaar later werd op het terrein van het natuurbad een golfbaan van negen holes aangelegd. Niet lang daarna werd te kennen gegeven dat het de bedoeling was die golfbaan ook uit te breiden. Dit zou echter slechts in de omringende bossen mogelijk zijn, wat de nodige maatschappelijke weerstand genereerde. Als gevolg daarvan ging de voorgenomen uitbreiding uiteindelijk niet door.

Oostelijk van de golfbaan ligt een verblijfsrecreatieterrein waar zowel oude vakantiewoninkjes als caravans staan. Het Bos Park Bilthoven gedoopte terrein ligt grotendeels in het deel van de Biltse Duinen waar plaatselijk verstuivingen mogelijk bleven. De huidige eigenaar van het park is Green Spirit bv die het gebied afficheerde als “Uw natuurlijke buitenplaats”.

Sinds 1988 worden de ontwikkelingen in het gebied van de Biltse Duinen kritisch gevolgd door een vereniging die het behoud van de kwaliteiten van het terrein nastreeft. Die vereniging heeft uiteindelijk ook gedaan gekregen dat de gemeente De Bilt zich bereid verklaarde het gebied aan te wijzen als landschapsmonument. Aldus werd gehandeld in de geest van het in 2000 gesloten Verdrag van Firenze.

Het openbaarvervoerbedrijf Connexxion bezat lange tijd 20 ha van de Biltse Duinen. Dit terreinbezit werd in 2008 echter verkocht aan een vastgoedhandelaar. Elf ha kwamen daarna in handen van de Stichting Het Utrechts Landschap, terwijl de overige 9 ha zouden worden verworven door twee aanwonenden van de Biltseweg. Door het omtrekken van bomen en kleinschalig grondverzet hebben deze hun bezit daarna echter onaantrekkelijk gemaakt voor wandelaars.

Zuidelijk van het golfpark is 8 ha van het golfpark eigendom van Fortis.

In 2009 verwierf het Utrechts Landschap ook de bossen rond De Pan en twee in die laagte gelegen stukken weiland.

En nu op Geopad
Wie al wandelend een representatief beeld van de geomorfologische gesteldheid, levende natuur en architectuur van het deels bebouwde gebied wil krijgen adviseren wij de hierna door ons beschreven route te lopen. De zes kilometer lange route begint en eindigt bij het NS-station Bilthoven.

Binnen de bebouwde kom van Bilthoven wordt de route visa versa gelopen. Hierdoor kunnen wij de er bezienswaardige architectuur tweemaal in ogenschouw nemen. Buiten de bebouwde kom werd in september 2010 een natuurpad gemarkeerd en door het IVN beschreven. De route van het geopad valt grotendeels samen met die van het natuurpad.

Route 4,9 km. Voor de GPS RouteYou versie, klik hier.

Samenvatting
Het in deze wandelgids beschreven gebied ligt zuidoostelijk van het station Bilthoven. Grindrijke (ijs)smeltwaterafzettingen raakten er op veel plaatsen bedekt door een pakket vrijwel grindloze windzanden, waar in historische tijd weer verstuivingen mogelijk werden. Met name in het grotendeels circa 5 meter boven N.A.P. gelegen noorden van het gebied bleven die tot op de dag van vandaag optreden. Een van de nog stuivende gebiedsdelen is een zone van enkele honderden meters lengte

Een overwegend omstreeks 8 meter boven N.A.P. gelegen gebied in het zuiden wordt gemarkeerd door een reeks klifjes. Het hoger gelegen gebied omsluit een vrijwel west-oost georiënteerde, langgerekte ovale laagte met een complex paardeweiden. De bossen benoorden die terreindepressie liggen ter weerszijden van een monumentale beukenlaan.

Omstreeks het midden van de negentiende eeuw was het gebied van de Biltse Duinen en omgeving nog vrijwel onbewoond en nauwelijks door wegen ontsloten.

In 1863 begon de toenmalige Nederlandsche Centrale Spoorwegmaatschappij de exploitatie van de treinverbinding Utrecht - Amersfoort. Bij de Soestdijkseweg werd toen de halte De Bilt - Station geopend. De omgeving van de halte zou echter pas in de twintigste eeuw over grotere oppervlakten bebouwd gaan raken. Het eerst kwam toen het gebied ten zuidwesten van de spoorlijn aan de beurt. Daar verrezen aanvankelijk enkele tientallen villa’s en sinds de twintiger jaren ook andere woningen, winkels en een watertoren.

In de omgeving van het station werd voornamelijk bebost gebied bebouwd. Bezuiden de spoorlijn zouden de bossen plaatselijk echter nog lang tot dichtbij het station behouden blijven.

Omstreeks 1900 werd door het zuidwestelijk deel van het gebied de voormalige spoorlijn Bilthoven-Zeist aangelegd. Het tracé van de vroegere railverbinding is thans grotendeels in gebruik als fietspad.

Op een terrein oostelijk van de huidige bebouwing werd in de jaren 1933-1980 een natuurbad geëxploiteerd. Zes jaar na de sluiting ervan is op het terrein van het voormalige openluchtbad een 9-holes golfbaan aangelegd.

Oostelijk van de golfbaan is Het Bos Park Bilthoven een verblijfsrecreatieterrein waar zowel oude vakantiewoninkjes als caravans staan.

Sinds 1988 worden de ontwikkelingen in het gebied van de Biltse Duinen kritisch gevolgd door een vereniging die het behoud van de kwaliteiten van het terrein nastreeft. Die vereniging heeft uiteindelijk ook gedaan gekregen dat de gemeente De Bilt zich bereid verklaarde het gebied aan te wijzen als landschapsmonument.

Bijna dertig hectaren van de Biltse Duinen kwamen enkele jaren geleden in handen van de Stichting Het Utrechts Landschap.