Onderbouwing-Aetsveldsepolder en Hinderdam

bijgewerkt 21-09-2020

bron: © bureau's

In de omgeving van Weesp bevinden zich twee interessante fenomenen, namelijk enerzijds een belangrijke afdammingslocatie van de Vecht en anderzijds een vroege, bijzondere ontginning in een landschap dat minder door een venige, alswel een kleiige ondergrond wordt gedomineerd.

Historische ontwikkeling

Pre- en protohistorisch landschap: op basis van het ‘topografisch’ archief mogen we veronderstellen, dat in het gebied waar Gein en Vecht naar het noorden meanderen nauwelijks grote hoogveenkussens voorkwamen. Dat was alleen het geval in de Bloemendaler- en Gemeenschapspolder, maar niet in de Aetsveldse polder. Hier lag uitsluitend eutroof veen, waarover in de eeuwen voor en na het begin van de jaartelling klei werd afgezet. Dat gebeurde door een verdwenen open verbinding met het Oer-IJ, waardoor bij vloed zand en klei tot aan het begin van onze jaartelling het gebied kon instromen. In toenemende mate kwam er toen ook zoet water vanuit het zuiden het gebied in. In de Aetsveldse Polder zijn op de oeverwallen sporen van bewoning uit de midden- en late ijzertijd aangetroffen.

Ontginningen en landgebruik: de Aetsveldse polder werd vanaf de oevers van de Gein en Vecht in gebruik genomen. Daarbij werden de veengronden ontwaterd, zodat erop geakkerd kon worden. Waarschijnlijk is deze broek- en bosveenontginning evenals de vergelijkbare ontginning van Abcoude relatief vroeg ter hand genomen, vóórdat de grootschalige, systematische openlegging van de andere veengebieden plaatsvond. In de verkaveling vinden we veel onregelmatigheden terug, een teken van vroege, minder centraal gestuurde ontginningen. In het centrale deel lag een brede zijdwende, een jongere restontginning die zowel waterstaatkundig als juridisch van betekenis was. Vaak behoorden zij toe aan verwanten van de initiatiefnemers van de ontginning. Op de oeverwallen, aan de basis van de veenontginningen, ontstonden boerenerven die tot op vandaag op dezelfde plek zijn blijven liggen. Binnen de polder ontstond een diversiteit aan fenomenen, zoals de middeleeuwse vestingstad Weesp in het noorden, het dijkdorp Nigtevecht in het zuiden, alsmede boerderijen en buitenplaatsen langs Vecht en Gein. Voorbeelden daarvan zijn Schoonoord en Zwaanwijk.
Op het land binnen de Vechtarm bij de Hinderdam ontstond een kleine buitenplaats, genaamd Hinderrust.

Waterbeheer: de Hinderdam werd in 1437 door de bisschop van Utrecht aangelegd in het noordelijkste deel van zijn territorium om de invloed van de Zuiderzee op overstromingen van de Vecht te verminderen. Al in 1326-1327 werd er over een dam in de Vecht gesproken, terwijl de oudere Ottenspoordam (1288) mogelijk een zijtak van de Vecht afdamde. In de dam werden sluizen gebouwd, zowel voor de schepen als de uitwatering. Zijn naam ontleende de nieuwe dam aan de hinder die deze voor de scheepvaart opleverde, terwijl er voorheen vrije doorvaart over de Vecht van Utrecht tot Muiden bestond. De Hollanders, die in die periode aan herordening van het dijkbestuur werkten, waren ontevreden met de Stichtse stap. In de eeuwen daarna werd de Hinderdam regelmatig moedwillig beschadigd, en moest dan worden hersteld vanwege de ruïneuze toestand.
De omgeving van de Hinderdam bleef een infrastructureel knooppunt. Omstreeks 1548 werd het eiland bij de Hinderdam gecreëerd door een Vechtbocht af te snijden, en in 1618 werd daar de sluis naar toe verplaatst. De Hinderdam en zijn sluizen bleven vanwege de slechte staat ook daarna een zorgenkindje. Vanaf 1579 werd ook nagedacht over verplaatsing van de sluizen naar Muiden. Nog in 1618 werd bij de Hinderdam een (tol)brug over de nieuwe sluis gebouwd, ter vervanging van een oude. Deze brug, over de nieuwe loop uit 1548, verbond Nederhorst den Berg met Holland. De brug verdween tegelijk met de sluizen in 1672-1674 en keerde tussen 1780 en 1819 kortstondig terug, opnieuw tegen betaling van tol. De verbinding, gelegen tegenover Hinderdam 16, bleef tussen 1674 en 1780 en na 1819 slechts als veer bestaan. De brug verdween in 1819 doordat deze door het vele scheepvaartverkeer alsmaar beschadigd raakte. In 1934 kwam er uiteindelijk een stuk verder noordelijk een brug die het tot op heden heeft volgehouden. Sindsdien kan wel het eiland bereikt worden via een dam (relict van de oude Hinderdam?) in de oude Vechtloop, maar kan de nieuwe loop uit 1548 niet meer overgestoken worden.
De actieve bemaling van de Aetsveldse polder als gevolg van de voortschrijdende bodemdaling startte vermoedelijk aan het eind van de vijftiende eeuw, nadat de baljuw en het stadsbestuur van Weesp in 1480 een besluit genomen hadden tot het bouwen van één of meerdere molens bij de Noordersluis. In 1873 werd deze molen vervangen door een stoomgemaal.
In 1892 opende het Merwedekanaal, dat dwars door de Aetsveldse polder werd aangelegd ter vervanging van de Keulse Vaart (over de Vecht) als hoofdroute. Het verbond Amsterdam, dat kort daarvoor met de Noordzee was verbonden, met de Rijn bij Gorinchem. Daardoor werden beide delen van de polder waterstaatkundig van elkaar gescheiden.
[Vanaf 1933 werd dit kanaal verbreed en zou naar Wijk bij Duurstede gaan lopen en Amsterdam-Rijnkanaal worden genoemd.
(aanvulling Geopark)]

Militair gebruik: om de Hinderdam en de toegangswegen te beveiligen werd in 1629 in de zuidwesthoek van het eiland een aarden schans gebouwd, als onderdeel van een waterlinie. Vervolgens werden de sluizen in de Hinderdam geopend, waardoor de linie geïnundeerd werd. Deze linie ging later op in de Oude Hollandse Waterlinie.
De schans werd in 1672 versterkt en in 1673 vervangen door een gebastioneerd fort. De Hinderdam met sluis werd kort daarna overbodig door de zeesluizen bij Muiden, en kon daardoor verdwijnen. De dam werd niet herbouwd en Holland kreeg controle over het Utrechtse deel van de waterlinie.
Het fort kon intussen gebruikt worden om het verkeer over en langs de Vecht te controleren. Het had bovendien een militair gunstige ligging tussen Fort Uitermeer en Fort Kijkuit. In de negentiende eeuw werd het onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. In 1848 en 1879-1880 werd het fort in twee stappen fors aangepakt., zowel het aardwerk als de gebouwen.
In 1913 werd het fort opgenomen in de Stelling van Amsterdam en in 1922 daarmee in de Vesting Holland. In 1954 verloor het bij koninklijk besluit zijn militaire functie.
Het oostelijk deel van de Aetsveldse polder maakte bovendien deel uit van de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en kon sinds 1892 via een inundatiesluis in het Merwedekanaal onder water gezet worden. Bij Nigtevecht ligt een fort met liniedijk en batterijen van de Stelling van Amsterdam. De stad Weesp werd in 1892 overgeheveld van de Nieuwe Hollandse Waterlinie naar de Stelling van Amsterdam.

 

FORT HINDERDAM MET VECHTOEVERWALLEN

Ondergrond bepaalt menselijk gebruik
De situering van de Hinderdam was vooral een politiek-bestuurlijke keuze, namelijk in het noordelijkste deel van het bisschoppelijke territorium, om een landschappelijk probleem op te lossen. Het ging hier om de invloed van de Zuiderzee op de waterstanden in de Vecht. Hoog tij in de zee leidde regelmatig tot opstuwing van het rivierwater, waardoor overstromingen konden plaatsvinden. Bovenstrooms van de Hinderdam was dit vanaf 1437 niet meer mogelijk.

Menselijk gebruik vormt landschap
De aanleg van de Hinderdam had op meerdere ontwikkelingen invloed. Allereerst werd de omgeving van de Hinderdam een belangrijke passage over land, doordat daar een brug werd aangelegd. Ook kreeg deze omgeving een rol in de landsverdediging door de aanleg van de schans in 1629. Deze schans werd later vervangen door een gelijknamig fort. Tevens zorgde de aanleg van een dam op deze plek dat het gebied stroomafwaarts onder invloed van de Zuiderzee bleef staan. Het gebied stroomopwaarts van de Hinderdam echter werd voortaan van overstromingen én brak water gevrijwaard. Toen in 1673 de Hinderdam geslecht kon worden vanwege de aanleg van de zeesluizen bij Muiden, gold dat de héle Vecht niet meer zo snel kon overstromen en zoet bleef.

Mens en water
De Hinderdam was een centraal element in de beheersing van het gedrag van het Vechtwater én het Zuiderzeewater in de regio. Zoals hierboven al aangehaald had de dam in de eerste plaats tot doel om de opstuwende werking van het Zuiderzeewater tegen te gaan, althans de invloed daarop op het Vechtwater bovenstrooms van de dam. Dat dat bovenstroomse water vervolgens ook volledig zoet bleef, was een mooie bijkomstigheid.

Zichtbare zaken in het landschap

  • Fort Hinderdam als opvolger van de schans uit 1629 van waaruit men de dam kon verdedigen;
  • De afsnijding van de bocht in de Vecht uit de zestiende eeuw;
  • Een dam in de oude loop van de Vecht tussen de westoever en de buitenplaats Hinderrust, mogelijk een relict van de oude Hinderdam;
  • De buitenplaats Hinderrust op het eiland;
  • De buurtschap Hinderdam met historische bebouwing die zijn bestaan ontleent aan de ligging bij een belangrijke passagemogelijkheid van de Vecht;
  • Recente houten bebouwing op de oostoever in de buurtschap Hinderdam als verwijzing naar de vroegere kringen rond werken van de Nieuwe Hollandse Waterlinie.

Perspectief
Fort Hinderdam is bewaard gebleven en is beschermd als rijksmonument, maar wordt vanwege de ecologische bestemming niet meer onderhouden. Het complex verkeert daardoor in een relatief slechte bouwkundige toestand. Het terrein is voor bezoekers niet toegankelijk, evenmin als het terrein van Hinderrust.

 

AETSVELDSEPOLDER 

Ondergrond bepaalt menselijk gebruik
Het heeft er alle schijn van dat men dit gebied, waar nog vrij lang klei is afgezet, in tegenstelling tot andere veengebieden relatief vroeg heeft ontgonnen. Dat vroege moment, vóór de invoering van het systeem van copen (gereguleerde ontginningen), heeft ervoor gezorgd dat de ontginningsstructuur betrekkelijk onregelmatig geworden is. Het Merwedekanaal , dat in plaats van de Vecht het vaartverkeer naar het noorden voor zijn rekening nam, doorsnijdt de polder sinds 1892. Doordat deze als bypass van de Vecht is aangelegd, gaat ook de ligging van het Merwedekanaal indirect op de ondergrond terug.
Evenals andere ontginningen met veen of zwaardere kleien in de ondergrond is het gebruik als grasland van oudsher de enige mogelijke gebruiksmogelijkheid. Ondanks de ligging van enkele akkerbouwpercelen in de polder overweegt graslandgebruik nog zeer sterk. Op de lichtere bodems op de oeverwallen bevinden zich sinds de ontginning de erven, soms met een (bescheiden) buitenplaatsaanleg daaromheen.

Menselijk gebruik vormt landschap
De ontginning en ontwatering van het gebied zal hier het aanzicht hebben veranderd en in wellicht wat beperktere mate dan in andere veenontginningen het maaiveld hebben doen dalen. Door de dunnere veenlaag kan het waterpeil hier ook minder problematisch worden verlaagd dan elders in het veenweidelandschap. Ook de doorgraving met het Merwedekanaal heeft landschap én de waterbeheersing veranderd.

Mens en water
Het water speelt in deze polder vooral een rol in de zin van de ontwatering, maar ook logistiek en militair diende het water een doel. Nadat in het laatste kwart van de vijftiende eeuw door maaivelddaling actief gestart moest worden met bemaling, werd deze windmolen in de late negentiende eeuw vervangen door een stoomgemaal. Dit gemaal bestaat nog altijd.
Een tweede wateraspect in deze polder is de logistieke functie, namelijk de aanleg van het Merwedekanaal door de polder in 1892. Een inundatiesluis in dat kanaal maakte het mogelijk het gedeelte van de polder tussen kanaal en Vecht te inunderen, en daarmee onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie en Stelling van Amsterdam te worden.

Zichtbare zaken in het landschap

  • Het landgebruik, de bodemopbouw en de verkaveling als getuigen van de ontginning;
  • Het stoomgemaal (Verlengd Buitenveer 19a) als zichtbaar overblijfsel van de (actieve) waterbeheersing sinds de vijftiende eeuw, inclusief de dijken langs de omliggende rivieren;
  • De bewoningslinten op de oeverwallen;
  • De stad Weesp aan de rand van de polder, als bestuurlijke factor van belang in het verleden;
  • Het Merwedekanaal als logistieke opvolger van de Vecht.

Perspectief
Evenals voor meer groene gebieden in West-Nederland geldt dat verstedelijking en andere vormen van grondgebruik in een stedelijke context een continue bedreiging van het historisch cultuurlandschap zijn. In de Aetsveldse polder is dat vooral aan de noordzijde al te zien, in de vorm van de uitbreidingswijken van Weesp (met name de wijk Aetsveld) en westelijk daarvan sportvelden en een golfterrein. In iets mindere mate geldt dat voor eventuele uitbreidingen van Nigtevecht. Met de focus van Weesp op de Bloemendalerpolder lijkt de bedreiging voor de Aetsveldse polder momenteel beperkt te zijn. Ook de status van aardkundig monument helpt bij behoud van de Aetsveldse polder.

 

Bronnen:

  • Cladder, F.H.B., 1987. Hinderdam. Tussen Vecht en Eem, 5e jaargang, nr. 2, mei 1987, p. 98-104.
  • Cladder, F.H.B., 1993. Bruggen en eilanden bij Fort Hinderdam. Tussen Vecht en Eem, 11e jaargang, nr. 2, mei 1993, p. 76-80.
  • Cruysheer, Anton TE. , 2008. "Kasteel'Huis Ten Bosch'te Weesp Deel 2." Contactblad Historische Kring Weesp.
  • Damme, Els N.G., 1993. De Vechtbrug aan de Hinderdam (1780-1819). Tussen Vecht en Eem, 11e jaargang, nr. 2, mei 1993, p. 94-97.
  • Damme, E.N.G. van, 1995. De Hinderdamse tol. Tussen Vecht en Eem, 13e jaargang, nr. 3, september 1995, p. 140-145.
  • de Bont, Chr., 2014. Amsterdamse boeren. Een historische geografie van het gebied tussen de duinen en het Gooi in de middeleeuwen. Verloren, Hilversum.
  • Rutte, Reinout, 2008. Stadslandschappen. Een overzicht van de stadswording in Nederland van de elfde tot de vijftiende eeuw, p. 143-169. In: Rutte, Reinout & Hildo van Engen, 2008. Stadswording in de Nederlanden. Verloren, Hilversum.
  • Rutte, Reinout & Jaap Evert Abrahamse (red.), 2014. Atlas van de verstedelijking in Nederland. 1000 jaar ruimtelijke ontwikkeling. THOTH, Bussum.
  • Rutte, Reinout & Bram Vandennieuwenhuyze, 2018. Stedenatlas Jacob van Deventer. THOTH, Bussum.
  • Vervloet, Jelle, 2010. Een natte bedoening. De middeleeuwse veenontginningen in het Vechtgebied. Tussen Vecht en Eem, 28e jaargang, 2010, p. 16-31.

Overige documenten:

  • http://hollandsewaterlinie.erfgoedsuite.nl/@1169/4-fort-ronduit/
  • AM 10 – Vecht en Aetveldsche polder (64g)
  • Herijking aardkundig erfgoed prv NH 2016: Vecht en Aetsveldse polder (64g)