Onderbouwing-Horstermeer

bijgewerkt 27-05-2020

bron: © bureau's

Horstermeer

Het Horstermeer is het schoolvoorbeeld van een moeizame strijd tegen het water. Meer nog dan bij het opgegeven Naardermeer is in de Horstermeerpolder te herkennen hoe moeizaam het in het verleden en nu nog was om deze polder als cultuurland te behouden.

Historische ontwikkeling

Pre- en protohistorisch landschap: het Horstermeer of Overmeer is vermoedelijk, evenals het Naardermeer, ontstaan door het geleidelijk oostwaarts verplaatsen van een Vechtmeander, iets ten zuiden van Nederhorst den Berg, door winderosie en golfslagwerking. Vóór 1629 kwam het meer op de huidige locatie terecht, en als gevolg van de eerste bedijking kwam het op een vaste plek te liggen. Het meer verschoof, net als het Naardermeer, niet meer naar het oosten doordat het een zandige ondergrond raakte.

Ontginningen en landgebruik: de geschiedenis van de Horstermeer is feitelijk de geschiedenis van waterbeheerders die ook wel eens géén succes boekten. In de late twaalfde eeuw kreeg het Kapittel van Sint-Marie rechten rond het Horstermeer in handen. Tot in de zeventiende eeuw functioneerde het meer vooral als viswater en als eendenkooi en voor de oogst van hout en riet. Het was in die periode eigendom van Gerard van Reede, heer van Nederhorst. In 1612 werd het verkocht aan Amsterdamse kooplieden, met als doel de bedijking en bemaling, en daardoor drooglegging.
In 1629 vond dat daadwerkelijk plaats. In 1636 werd echter besloten om het malen te stoppen, omdat veel betrokkenen de kosten niet tegen de baten vonden opwegen. De vele kwel en de hoge kosten voor het peilbeheer in de ringsloot waren de belangrijkste kostenposten. Tussen 1641 en 1662 werd het meer verkocht. De ringsloot werd gedempt.

Nieuwe pogingen in 1667 en 1675 strandden al snel. Daarna zou het lang duren voor een nieuwe poging werd gewaagd. Waar het inpolderen van het Naardermeer aan het eind van de 19e eeuw opnieuw op een mislukking uitliep, was een poging bij het Horstermeer in 1882 succesvol. Eigenaar was toen de Burgerlijke Maatschap Landbouwmaatschappij de Horstermeerpolder. De vroege landbouwactiviteiten zijn uit dagboeken van de beherende maatschappijen gedetailleerd bekend.

Om de polder droog te houden moest men een dicht net aan sloten aanleggen. In het oorspronkelijke ontwerp lagen twee wegen, de Middenweg en haaks daarop de Machineweg die doodliep bij het stoomgemaal. De langgerekte kavels, allemaal even breed, werden door sloten gescheiden. Deze sloten waterden via een systeem van weteringen bij het stoomgemaal op de plassen buiten de polder uit. Het (zuid)oostelijk deel met de zandige bodems was vermoedelijk het natst, want daar plantte men al bij de ontginning grienden aan. In het midden lag op een veenbodem overwegend akkerland, in het westen op de klei weiland. Langs de Middenweg en Machineweg verrezen boerderijen, zeven in de eerste jaren en daarna verder uitgebreid.

Om het grondgebruik te verbeteren voerde de Heidemij in 1939 een herontginning van 200 hectare uit. De verkaveling werd verbeterd, en ook legde men nieuwe wegen aan.

De inrichting van de Horstermeerpolder was – net als later de IJsselmeerpolders - niet alleen een agrarisch, maar ook een sociaal experiment. Onder de boerderijen die in de nieuwe polder werd gesticht was ook De Nieuwe Harmonie van Frederik van Eeden, die er tussen 1902 en 1907 een bedrijf op socialistische grondslag voerde met behulp van socialistische landarbeiders uit Friesland en West-Friesland. Het was de groentetuin voor de zelfvoorzienende kolonie ‘Walden’ langs de Franse Kampweg in Bussum (voorheen villa ‘Cruysbergen’). Onder andere door hun arbeid kon de Horstermeerpolder de groentetuin van het Gooi worden. In 1910 werd daartoe in Hilversum een coöperatieve veilingvereniging opgericht.

Na de inundaties uit de oorlogsjaren moest de polder herontgonnen worden. Een door de overheid geïnitieerde kavelvergroting in het zuidelijk deel pakte voor de tuinbouw verkeerd uit. Dat gebied werd daarom kort daarna gebruikt voor een nieuwe nutsvoorziening (zie hieronder), gelegen aan de nieuw aangelegde Radioweg.

Dit zuidelijk gebied kreeg vanaf 1993, juist door zijn schone kwel, als gevolg van de herverkaveling van na de Tweede Wereldoorlog, de status van natuurontwikkelings- en later ook waterbergingsgebied, met Staatsbosbeheer als eigenaar en Natuurmonumenten als beheerder. Het water is er overwegend zoet, verder noordelijk brak tot zout.

Waterbeheer: het meer functioneerde tot de drooglegging van 1629 als boezemwater voor de omgeving. De initiatiefnemers voor de drooglegging compenseerden de ingelanden voor het verlies van deze boezem. Een ringsloot langs de nieuwe ringdijk werd de nieuwe boezem. Ondanks die overeenkomst was het beoogde peil daarna nog enige tijd onderwerp van discussie. Uiteindelijk lieten de droogleggers in 1633 twee molens verplaatsen naar de oostelijke oever van de Vecht, onderdeel van bredere afspraken, ook met inwoners van Kortenhoef.

Het water bleef een kwestie, ook na de drooglegging van 1882. Tot 1896 was het waterbeheer in handen van de N.V. Maatschappij tot Exploitatie (en Drooglegging) van de Horstermeerpolder. De hoeveelheid kwel die in de polder uit de grond trad, zorgde ervoor dat men continu moest bemalen. Daarvoor stond bij Nederhorst den Berg een elektrisch gemaal uit 1917. Het leverde hoge polderlasten voor de boeren op.

Nutsvoorzieningen: Een belangrijke episode in de geschiedenis van de Horstermeer heeft met radiocommunicatie te maken. In het drassige zuidelijke deel van de polder geleidde de ondergrond goed zwakke radiosignalen. Het NERA-gebouw (1950) pikte internationale radiosignalen op, terwijl Radio Kootwijk op de Veluwe signalen uitzond. Beide gebouwen hebben een beschermde status gekregen. Het instituut vertrok in 2005 uit zijn gebouwen in de Horstermeerpolder.

Militair gebruik: De Horstermeerpolder maakte deel uit van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Om die reden werd de polder in 1914, 1940 en nogmaals door de Duitsers in de laatste fase van de Tweede Wereldoorlog geïnundeerd. Als gevolg daarvan moest het herontgonnen worden.

Ondergrond bepaalt menselijk gebruik

De aard van de ondergrond, en meer precies de hydrologische situatie, heeft de handelwijze van de mens op verschillende momenten bepaald. Dat geldt in de eerste plaats voor de momenten van droogmaling (1629 en 1882), maar ook voor het beheer na de droogmaling. Vooral de hoge kweldruk zorgde voor een continue noodzaak tot ingrijpen. In de eerste decennia van de polder was het juist het deel met de zandige ondergrond waar vanwege de kwel grienden werden aangeplant, terwijl op het veen werd geakkerd en op de klei weilanden werden aangelegd. Toen het zuidelijk deel na de oorlog drassiger geworden bleek te zijn door de kavelvergroting, zorgde die hydrologische omstandigheid achtereenvolgens voor de aantrekkelijkheid van een radiostation (1950) en de aantrekkelijkheid voor natuurontwikkeling, gebruik makend van de bijzondere (zoete) kwelsituatie (vanaf 1993). De ‘badkuipsituatie’ als geheel maakte het gebied bovendien militair extra interessant voor inundatie (alhoewel het strategisch belang niet groot was) en recenter voor waterberging.

Menselijk gebruik vormt landschap

Door menselijk ingrijpen is het Horstermeer tweemaal veranderd van een meer in een polder. In tegenstelling tot het Naardermeer slaagde men er hier met veel inzet wel in om de polder voor de landbouw te behouden. Tegelijk zorgden het droogmalen voor waterstandsdalingen elders, zoals in Ankeveen, waar de kerk vanwege een wegrottende fundering moest worden afgebroken.

Deze inpoldering is een belangrijke landschappelijke verandering geweest. Even bepalend voor het zuidelijk deel van de polder was de herverkaveling na de inundaties van 1940 en 1945. Het gebied bleek nadien te drassig voor gebruik als tuinbouwgrond, en dat maakte de weg voor de komst van de NERA vrij. Om gelijke redenen vindt sinds 1993 natuurontwikkeling in dit deel van de polder plaats.

Mens en water

Water speelt een centrale rol in de ontwikkelingsgeschiedenis van de Horstermeerpolder. Deels gaat het om verdwenen oppervlaktewater, namelijk dat van het vroegere meer, deels om het water in de sloten dat continue weggemalen dient te worden om de polder bruikbaar te houden en deels om het (brakke/zoute of zoete) kwelwater dat uiteindelijk in die sloten terecht komt. Waar het bij de landbouwgrond deels om een teveel aan water gaat, is in het zuidelijk deel, waar natuurontwikkeling plaatsvindt, juist de komst van schoon (zoet) kwelwater voor de ecologische ontwikkeling van het gebied van groot belang.

Zichtbare zaken in het landschap

  • De Horstermeerpolder als agrarische eenheid, met een uiterst smalle slotenverkaveling, wegennet en ontwateringspatroon dat deels uit 1882, deels van na de Tweede Wereldoorlog dateert;
  • Herkenbare ringdijk en gemaal;
  • Een aantal boerderijen en tuinderswoningen met omliggende erven die de vroege agrarische fase van de Horstermeerpolder illustreren, en die in ouderdom ook de gefaseerde ingebruikname van de polder laten zien;
  • Relicten van kassen als relict van teloorgegane tuinbouwactiviteiten;
  • De gebouwen van het NERA-radiostation (beschermd als gemeentelijk monument), vrijstaand in het landschap;
  • Natuurontwikkelingsgebied rond het radiostation als kenmerk van een ter plekke drassiger ondergrond.

Perspectief

Al sinds 1993 zijn er plannen om de Horstermeerpolder in het kader van natuurontwikkeling deels weer onder water te zetten. In totaal 210 hectare is als natuurgebied aangewezen, beheerd door de Vereniging Natuurmonumenten met aandacht voor natuur én bestaande kwaliteiten. De wens te komen tot natuurontwikkeling heeft deels te maken met het wegpompen van kwelwater, dat anders elders voor hogere natuurwaarden had kunnen zorgen. Nog in 2018 zouden toekomstplannen voor de Horstermeerpolder door een breed overleg aan maatschappelijke actoren vastgesteld moeten worden.

Daarnaast bestaan er concrete plannen van het waterschap om brakke kwel weg te pompen voor het het zoete oppervlaktewater bereikt. Uit deze brakke kwel zou dan drinkwater voor de stad Amsterdam gemaakt moeten worden.

 

Bronnen:

  • Abrahamse, C.M., 1984. De bemaling van het Horstermeer en de polders Ankeveen, Kortenhoef, Overmeer en Dorssewaard in de 17e en het begin van de 18e eeuw. Tussen Vecht en Eem / Vrienden van het Gooi, 2e jaargang nr. 2, mei 1984, p. 79-84.
  • Abrahamse, C.M., 1993. Landbouw in de Horstermeer. Tussen Vecht en Eem, 11e jaargang, nr. 2, mei 1993, p. 103.
  • Brouwer, F., S.P.J. van Delft & R.H. Kemmers, 2002. Landinventarisatie en ruimtelijke systeemanalyse van het herinrichtingsgebied De Vechtstreek, fase 2. Resultaten van een bodemgeografisch onderzoek. Alterra-rapport 379. Alterra, Wageningen.
  • Buitelaar, A.L.P. & G.J. Borger, 2015. Landscape development and settlement history of the Vecht area (722-1122). Netherlands Journal of Geosciences 94 (2015)/4, p. 375-385.
  • de Beer, A., 1993. NERA, het radio ontvangststation. Tussen Vecht en Eem, 11e jaargang, nr. 2, mei 1993, p. 113-117.
  • de Ley, Jos, 1993. Utopia ‘Nieuw Harmonie’ in de Horstermeer. Tussen Vecht en Eem, 11e jaargang, nr. 2, mei 1993, p. 104-107.
  • Frieswijk, Johan, 1993. Friese kolonisten in de Horstermeerpolder. Tussen Vecht en Eem, 21e jaargang, nr. 1-2, mei 2003, p. 45-54.
  • Lamme, Jan E., 2008. NERA en de Horstermeer. Een naoorlogs monumentaal gebouw in verdrukking. Tussen Vecht en Eem, 26e jaargang, nr. 2, mei 2008, p. 59-66.
  • Schultz, Bart, 2010. De Horstermeerpolder. Een kwetsbare droogmakerij. Tussen Vecht en Eem, 28e jaargang, 2010, p. 32-33.