Onderbouwing-St. Janskerkhof, Doodwegen en Pompstation

bijgewerkt 27-05-2020

bron: © bureau's

Het St. Janskerkhof heeft een opmerkelijke ligging, boven op de stuwwal, ver weg van de lager gelegen kern van het dorp Laren. Dit heeft te maken met de vestigingsvoorkeur voor gestuwde rivierzanden, die tot in de middeleeuwen bestond, maar daarna verschoof. Bij het kerkhof komen zes rechte wegen bij elkaar waarvan er enkelen bekend staan als doodwegen.

Historische ontwikkeling

Pre- en protohistorisch landschap:

Het St. Janskerkhof ligt op een stuwwal met gestuwde rivierafzettingen waarin zich moderpodzolen hebben gevormd. Dit stuwwalplateau wordt ook wel aangeduid als Laarderhoogt. Al vanaf het laat-neolithicum tot in de middeleeuwen waren dergelijke gronden aantrekkelijk voor landbouw en voor bewoning. Grafheuvels op de Westerheide houden mogelijk verband met deze bewoning, maar kunnen ook verband houden met bewoning op en rond de Aardjesberg.

Ontginningen en landgebruik:

De omgeving van het St. Janskerkhof was dus waarschijnlijk al sinds lange tijd bewoond toen hier een kerk werd gebouwd. Dat gebeurde waarschijnlijk omstreeks het midden of de tweede helft van de dertiende eeuw. De kerk bediende de dorpen in het zuidelijk deel van het Gooi (Laren, Blaricum, Hilversum en Oud- of Hoog-Bussum), die tot dan toe waren aangewezen op de Vituskerk in Naarden.

Al vanaf ca. de achtste eeuw deed zich een verschuiving van de bewoningsvoorkeur voor in de richting van de overgangen naar de vochtige en natte gronden. De bewoningskern van Laren kwam lager te liggen. Het voorheen bewoonde gebied bleef wel als bouwland, als eng, in gebruik (of werd later opnieuw als zodanig in gebruik genomen). De kerk lag aan de hoge rand van de eng van Laren, op de overgang naar de heide.

Anders dan de naam St. Janskerkhof doet vermoeden, was de kerk gewijd aan St. Vitus, de patroonheilige van het Stift Elten, net als de vroegste kerk in Naarden en net als alle middeleeuwse kerken in het Gooi.

Vanwege de grote afstand tussen het nieuwe dorp en de kerk werd voor de dagelijkse kerkzaken in het dorp een kapel gebouwd (gereed in 1521), die aan St. Jan werd gewijd. De kerk op het Laarder Hoogt werd minder gebruikt, maar bleef formeel de parochiekerk.

Tijdens de reformatie, in 1580, werd de Janskapel overgedragen aan de protestanten. Nu is dat de protestantse Johanneskerk aan het straatje Bij den Toren.

De katholieken bleven de Sint-Vituskerk bezoeken. Om dat te verhinderen werd de kerk in 1586 afgebroken. Het katholieke kerkhof mocht blijven bestaan. Dit werd voortaan St. Janskerkhof genoemd, waarschijnlijk omdat inmiddels het gevoel bestond dat het kerkhof hoorde bij de St. Janskerk in het dorp.

De gestuwde rivierzanden onder de heide, direct buiten de eng van Laren, zijn grindhoudend. Hier zijn talloze grindkuilen (deels ook leemkuilen) te zie die de strekkingsrichting van de stuwwal volgen. Grind en leem werden al vroeg door boeren gewonnen voor erfverharding en op de gemeenschappelijke heide hadden alle erfgooiers het recht dat te winnen. Voor het overgrote deel zijn de grindgroeven waarschijnlijk in de twintigste eeuw gegraven, als bouw- en verhardingsmateriaal voor nieuwe wijken.

De zandige hoger gelegen stuwwal is een inzijgingsgebied van grondwater. Dat maakte het gebied aantrekkelijk voor de winning van zoet grondwater, dat echter op een diepte ligt tot ca. 10 meter beneden maaiveld. Al in de middeleeuwen groef men putten, zoals aangetroffen op de Lange Heul. In de negentiende eeuw werd steeds meer de relatie tussen volksgezondheid en schoon drinkwater gelegd, vooral na de cholera-epidemieën van 1849 en 1866, die duizenden doden hadden geëist. Amsterdam begon vanaf 1851 water uit de duinen aan te voeren en er ontstond ook belangstelling voor het schone water uit het Gooi. Dat water was in eerste instantie winbaar met de toen beschikbare zuigpompen, maar kwam door de onttrekking al snel dieper te staan dan 10 meter beneden maaiveld. Dat is de hoogte waarbij zuigpompen een vacuüm vertonen in de aanvoerleiding. Vandaar dat vanaf ca. 1900 aan weerszijden van de Hilversumse/Larenseweg pompstations in diepe kuilen in het landschap werden geplaatst (Sevink, 2016). Aan de noordzijde van de Larenseweg kwam de Bron der Waterleiding Westerveld op de kruising van twee diepe sleuven te liggen. In het verlengde van een van die sleuven liep de Waterleiding Nieuwer Amstel (ook wel aangeduid als Bronwaterleiding Amsterdam) naar de Laarder Watertoren (Wimmers, 1992). Het tracé is nog altijd herkenbaar aan een kaarsrecht pad over de heide. Aan de zuidzijde van de Hilversumse weg kwam iets later, ook in een gegraven diepte, de Bron der Hilversumsche Waterleiding tot stand. Deze kuil werd in de jaren ’50 en ’60 uitgebreid tot een laagte van bijna 200 bij 500 meter, waarschijnlijk voor zandwinning. Hoewel nu andere pomptechnieken beschikbaar zijn, liggen de pompstations nog altijd in kuilen.

Op het St. Janskerkhof lopen een zevental rechte wegen die deels een oorsprong hebben als verbindingsweg tussen de dorpen en de kerk met het kerkhof. Dit bijzondere landschappelijke verschijnsel op de verlaten heide sprak tot de verbeelding. Men is deze wegen als ‘doodwegen’ gaan aanduiden, omdat de doden hierover zouden zijn vervoerd naar het kerkhof. Voor de wegen vanuit het dorp lijkt deze benaming juist, maar voor die op de heide niet, onder andere vanwege het feit dat enkele van deze wegen pas zijn ontstaan nadat de verder weg gelegen dorpen zelf al een kerk hadden.

De Doodweg op de Westerheide vormt een (vrijwel) rechte lijn tussen ’s Gravenland en Laren. Foto Overland 189.

Ondergrond bepaalt menselijk gebruik

De hoge en excentrische ligging van het kerkhof is het resultaat van de bewoningsvoorkeur voor rijkere droge zanden (gestuwde rivierafzettingen) die al vanaf de prehistorie bestond, maar vanaf de middeleeuwen verschoof naar de lagere en nattere gronden.

Grind in de gestuwde rivierafzettingen maakte grindwinning mogelijk.

In de zandige en hoger gelegen afzettingen van het Gooi ligt een schone zoetwatervoorraad, die redelijk gemakkelijk te winnen was.

Menselijk gebruik vormt landschap

In het heidelandschap, dat niet in percelen was verdeeld, zijn min of meer rechte wegen de meest vanzelfsprekende verbinding tussen bestemmingen. Naast de rechte wegen zijn (vooral op hoogtebeelden) ook karrensporen zichtbaar op de heide. Ze zijn getuigen van de tijd dat de routes breed over de heide uitwaaierden.

Enkele van deze wegen zijn uitgegroeid tot drukke verkeerswegen, en de eng van Laren is bebouwd, waardoor de markante ligging van het kerkhof tussen eng en heide op de achtergrond is geraakt.

Door de grindwinning is over een groot gebied de onderliggende geologie (de gelaagdheid van het grind en de strekkingsrichting van de stuwwal) zichtbaar gemaakt.

Enkele grote kuilen in het landschap markeren de ligging van de pompstations.

Mens en water

Op de droge en hooggelegen zandgronden was de aanwezigheid van water voor mens en dier een voorwaarde voor bewoning. Mogelijk was dat voorhanden in de vorm van stagnerend water in kleischollen van de gestuwde rivierafzettingen. Vanaf de late middeleeuwen was men ook in staat diepe putten te graven.

De schaarse hoeveelheid water en de overwegend droge gronden vormden in de loop van de middeleeuwen een van de redenen om het gebied te verlaten ten faveure van de vochtige en natte gronden rond het Gooi.

Het schone diepe grondwater was een reden om het water te winnen voor dorpen en steden buiten het Gooi.

Zichtbare zaken in het landschap

St. Janskerkhof

  • Het kerkhof met de graven en een neogotische kapel.
  • De excentrische ligging op de rand van de bebouwde kom (vroeger de eng) van Laren.

Het St. Janskerkhof met de neogotische kapel. Foto Overland 192.

Heide met doodwegen

  • Rechte wegen, waarvan enkele veranderd zijn in moderne wegen en andere nog het aanzien hebben van zandwegen op de heide.
  • Langgerekte grindkuilen die de strekkingsrichting van de stuwwal volgen
  • Karrensporen vaag zichtbaar op de heide, beter zichtbaar op hoogtebeelden.
  • Grafheuvels op de heide, die mogelijk een relatie hebben met prehistorische bewoning op het Laarder Hoogt.

Langgerekte, de strekkingsrichting van de stuwwal volgende grindkuil aan de Doodweg op de Westerheide. Foto Overland 188.

Het natuurbeheer bootst het vroegere agrarische gebruik na om de heide open te houden. Hier in de vorm van begrazing door schapen. Foto Overland 191.

Pompstations

Enkele grote kuilen in het landschap markeren de ligging van de pompstations. De laagten liggen in bosjes en zijn daarom niet goed in het landschap zichtbaar. Het zuidoost-noordwest lopende rechte pad over de Westerheide markeert de ligging van de Waterleiding Nieuwer Amstel of Bronwaterleiding Amsterdam.

Hoogtebeeld van de pompstations en de grindkuilen op de Westerheide die de strekkingsrichting van de stuwwal volgen.

Perspectief

St. Janskerkhof

De bijzondere positie van het kerkhof op de overgang van vroegere eng (nu bebouwing) naar heide is niet meer goed zichtbaar vanwege de drukke verkeersweg die erlangs ligt. Er is geen verandering te verwachten. Er zijn geen bestemmingswijzigingen te verwachten voor het kerkhof zelf. De neogotische kapel is een rijksmonument.

Heide met doodwegen

De markante rechte wegen en de grindkuilen zijn zichtbaar doordat een groot deel van de heide als zodanig beheerd wordt. Het beheer van het Goois Natuurreservaat is gericht op het in stand houden van de heide. Machinaal plaggen kan het bijzondere reliëf van de heide echter aantasten.

 

Bronnen:

  • Cruysheer, T.E., en L. van der Tuuk, 2015. Het Gooi in de vroege middeleeuwen: geschiedenis, nederzettingen en vondsten. Archeologica Naerdincklant 2015-3. AWN Naerdincklant.
  • Groeneveld, J., 2010. De doodwegen naar het Sint-Janskerkhof te Laren - Mythes rond het begraven in het Gooi. In: Tussen Vecht en Eem, 2010, nr. 1.
  • Sevink, J. 2016. Beschrijving van de Landschappen, Landschapseenheden en Geosites van het toekomstige Geopark Gooi en Vecht. Versie mei 2016. Stichting ter realisatie van het Geopark Gooi en Vecht.
  • van Tol, T., 1986. De verdwenen nederzetting bij het St. Janskerkhof, in: Kwartaalbericht, Historische Kring Laren, nr. 18/19 (59-100).
  • van Voort, H., 2010. De Sint-Vituskerk op het Sint-Janskerkhof te Laren. In: Tussen Vecht en Eem, Tijdschrift voor regionale geschiedenis. TVE 28e jrg. 2010
  • Wimmers, W.H. en R.R. van Zweden, 1992. Archeologische en historisch-geografische elementen in een Natuurgebied. Antropogene achtergronden van de Gooise natuurgebieden. Rapport 143, DLO-Staringcentrum.

 

Interessante publicaties