Onderbouwing-Landgoed Zonnestraal

bijgewerkt 27-05-2020

bron: © bureau's

Niet alleen de bebouwing van Zonnestraal is relevant, maar dat is ook de landschappelijke setting, op de bodemkundig armere flanken van de stuwwal. Achter het huidige complex gaat een geschiedenis als landgoed en buitenplaats én een bosbouwgeschiedenis schuil.

Historische ontwikkeling

Pre- en protohistorisch landschap: De stuwwal van het Gooi kent relatief rijke bodems, veroorzaakt door de gestuwde rivierzanden waaruit deze zijn opgebouwd. Daaromheen bevindt zich een gordel van armere dekzanden, waarop Zonnestraal ligt. Op de rijkere bodems bevinden zich de resten van een uitgestrekt akkercomplex uit de late prehistorie, bestaande uit kleine velden van ca 40 bij 40 meter, omgeven door walletjes. Op de overgang naar de veel armere haarpodzolbodems, liggen enkele rijen van laatprehistorische grafheuvels.

Ontginningen en landgebruik: Tot omstreeks 1600 lag in deze omgeving op en aan de flanken van de stuwwal het aftakelende Gooierbos, het laatste bos van het Gooi. Het werd gebruikt door de Erfgooiers, de boeren uit het Gooi. Tegelijk werden de Kerkelanden door de Loosdrechters in gebruik genomen. In 1619 en 1625 werden er door externen pogingen gedaan om woeste grond tot landbouwgrond te ontginnen. De Erfgooiers verzetten zich daartegen. In 1634 kwam het tot een compromis: men mocht het Eerste Blok, het huidige ’s-Graveland, ontginnen, maar het Tweede Blok moest buiten schot blijven. Dit Tweede Blok besloeg de omgeving van Zonnestraal en Eindegooi. In 1665 namen de Erfgooiers zelf het voortouw. Er werd een verdeling tussen de dorpen afgesproken en de werkzaamheden werden gestart. In 1667 werden die alweer gestaakt, maar de kiem voor de verdere ontwikkeling werd gelegd. In 1683 verkochten Naarden en Huizen namelijk hun delen aan Simon Emtinck uit Loosdrecht. Die liet het gebied niet tot landbouwgrond ontginnen, maar bebossen: het Loosdrechtse of Emmiker Bos. Het bos als meest oostelijke deel van zijn landgoed bleef tot omstreeks 1800 bestaan.

Buitenplaatsontwikkeling: In de vroege 19e eeuw was er sprake van een volledig nieuwe inrichting van het complex, dat was losgekoppeld van de landerijen en het huis in Loosdrecht. Er werd een bouwmanswoning (of jachthuis?) gebouwd en in het bos werden lanen aangelegd. Behalve die lanen moet ook de aanleg van de piramide al een vroege uiting van verfraaiing zijn geweest. Mogelijk was dat Anthony Hendrik van den Bergh van Lexmond (1771-1842), heer van Lexmond, Achthoven en Lakerveld, daarvoor verantwoordelijk. Hij bezat het landgoed van ruim 54 hectare tot zijn dood. Zijn kleinzoon en opvolger voegde er in 1879 dennen- en eikenbos aan de zuidzijde aan toe, de latere Zonneheide. Een verdere stap in de buitenplaatsontwikkeling werd tussen 1911 en 1918 gezet door Frederik Smidt. Hij liet een villa in tudorstijl bouwen, Villa De Pampahoeve. Het omliggende terrein werd parkachtig ingericht. De lanenstructuur uit de eerdere fase bleef bestaan, maar werd aangepast. Tevens liet hij het bos in het zuiden van het landgoed kappen.

Zonnestraal, foto Overland Raap ZS 010

Omvorming tot nazorgkolonie: In 1919 kocht het Koperen Stelenfonds uit Amsterdam het landgoed en breidde het uit met aangrenzende landerijen op de Kerkelanden. Daarmee kreeg het een omvang van 116 hectare. Doel was om hier een sanatorium te bouwen voor leden van de Algemene Nederlandse Diamantbewerkersbond. Het terrein lag daarvoor ideaal: het lag buiten de bebouwde kom, het was goed bereikbaar vanuit Amsterdam, er was een bestaand landhuis aanwezig, er stond een relatief ‘volwassen’ dennenbos dat zijn positieve invloed op het kuren zou hebben, en er waren wandelmogelijkheden. Bovendien lag het op het zuidwesten georiënteerd en kwam het op het juiste moment te koop na de dood van Smidt. Inmiddels was de doelgroep en doelstelling onder gezag van het Rode Kruis verbreed tot nazorgkolonie en werd in 1927 de latere Vereeniging Zonnestraal eeuwigdurend erfpachter van het complex. De architect Jan Duiker was primair verantwoordelijk voor de inrichting van het terrein en het ontwerp van de gebouwen. Daarbij werd hij geïnspireerd door het Nieuwe Bouwen. De gebouwen zouden tijdelijk zijn, want onder hantering van de begrippen ‘licht, lucht en ruimte’ stond vast dat TBC de wereld uit geholpen kon worden. In 1928 werden twee gebouwen in gebruik genomen en in 1931 werd het complex formeel geopend. Er kwamen verspreid over het terrein nog verschillende objecten tot stand die bijdroegen aan de doelstelling. Het hoofdgebouw en de paviljoens werden aangelegd op de overgang naar de open Zonneheide, met het Loosdrechtse Bos als ‘steun in de rug’. De Zonneheide werd voor een deel opnieuw ingeplant.

Ondergrond bepaalt menselijk gebruik

De ondergrond heeft in belangrijke mate bepaald welk gebruik door de eeuwen heen aan het terrein werd gegeven. De situering van het celtic field en de grafheuvels oostelijker op de Hoorneboegse Heide is kenmerkend voor het verschil tussen de daar aanwezige rijke gestuwde rivierzanden en de veel armere dekzanden ter plaatse van Zonnestraal.

Deze bodemkundig marginale positie van de omgeving van Zonnestraal was er mogelijk eveneens de reden voor dat de Erfgooiers er in 1665 voor kozen het gebied aan hun woeste gronden te onttrekken. De gestaakte ontginning zou een gevolg kunnen zijn van de hoge kosten en lage verwachte opbrengsten van de arme gronden. Zekerheid over de reden van het staken van de ontginning in 1667 hebben we echter niet. De keuze om het terrein te bebossen en niet tot landbouwgrond te ontginnen na de verkoop in 1683 lijkt eveneens (mede) door de arme bodems ingegeven te zijn. Hetzelfde geldt voor de bebossing van de percelen ten zuiden ervan, op de latere Zonneheide, vanaf 1837.

In de volgende fasen heeft men steeds op het gegeven van een aanwezig bos voortgebouwd. Niet direct de ondergrond, maar het reeds aanwezige landgebruik (op zichzelf dus wel weer een gevolg van de ondergrond) lijkt bepalend te zijn geweest voor het gebruik. Toch zijn er momenten aanwijsbaar dat wel weer heel nadrukkelijk naar de ligging werd gekeken. Zo kan de expositie op het zuidwesten medebepalend zijn geweest toen men in 1919 de keuze maakte dit landgoed aan te kopen en tot sanatorium te bestemmen.

Menselijk gebruik vormt landschap

De ondergrond van Zonnestraal is ten dele door de mens gevormd. Over grote delen van het terrein vinden we stuifzandreliëf. Plaatselijk heeft wellicht in de Kerkelanden tot in de 15e eeuw nog veen in uitgestoven depressies gelegen. Aangezien dit stuifzandreliëf zich ook bevindt onder het gebied dat vanaf 1683 werd bebost, kunnen we er vanuit gaan dat deze stuifzanden al vóór de late 17e eeuw tot ontwikkeling zijn gekomen. Het stuiven moet daarna zijn doorgegaan, want de wal die kort na 1683 langs de zuidzijde van het Emmiker Bos werd opgeworpen, is daarna hoger opgestoven. De aanplanting van het bos in verschillende fasen zorgde juist voor een vastlegging van het stuifzandreliëf.

Een tweede wijze waarop de mens het landschap heeft gevormd is door de opwerping en ingraving van tal van aarden structuren op het terrein. Daarbij denken we in de eerste plaats aan de wallen en greppels die vanaf 1625 rond het Tweede Blok zijn aangelegd, de stuifwal ten zuiden van het afgesplitste Emmiker Bos kort na 1683, maar ook aan de verschillende verfraaiingen van het landgoed vanaf 1800. Het gaat dan bijvoorbeeld om de piramide en om de droge vijver met eiland, beide ten noorden van het huis.

De mens heeft daarnaast vooral de vegetatie van het gebied sterk veranderd.  Van een degenererend Gooierbos ging het via een heide- en stuifzandlandschap naar een aangeplant loofbos (1683), een gemengd loof- en naaldbos met landgoedkenmerken (1800), een beplanting van de Zonneheide (vanaf 1837), een rooiing van het bos aldaar (1911-1918) en een heraanplant ten behoeve van Zonnestraal (vóór 1931). Redenen hiervoor waren houtproductie en bevordering van de gezondheid en schoonheid. Herstel van het oude patroon onder leiding van landschapsarchitect Peter de Ruyter vond in de vroege 21e eeuw plaats.

Mens en water

Water speelt op deze relatief hoge locatie in het landschap een ondergeschikte rol. Een vijver die ter verfraaiing werd aangelegd was daarom ook een droge vijver. Juist de afwezigheid van oppervlaktewater is hier een bepalend landschappelijk kenmerk.

Zichtbare zaken in het landschap

foto Overland Raap ZS 024

Directie relaties met de ondergrond

  • Zandverstuivingen als gevolg van overexploitatie van het landschap door de laatmiddeleeuwse mens;
  • Relicten van een wal met greppel rond het Tweede Blok, mogelijk al in 1625 aangelegd als vertrekpunt voor de verdeling onder rijke Amsterdammers;
  • De stuifwal oostelijk van het Dresselhuyspaviljoen als scheiding/veekering, aangelegd bij de gedeeltelijke verkoop van het Tweede Blok in 1683;
  • Voorbeelden van historische bosbouw op armere zandgrond, verspreid over het terrein, waaronder relicten van hakhoutcultuur en mogelijk ook van de aanplant van verschillende naaldhoutsoorten.
  • Verkaveling van de Kerkelanden, als voortzetting van de (veen)verkaveling van Nieuw Loosdrecht, met fysieke relicten die in lijn liggen met deze verkaveling, zoals het St. Annapad en enkele sloten/greppels en houtsingels;
  • De Zonneheide als relict van vermoedelijk de kapwerkzaamheden in de periode-Pampahoeve, met oudere verstuivingsrelicten;
  • De onlangs herstelde contrasten tussen open heidelandschap ten zuidwesten van de gebouwen van Duiker, de rugdekking door opnieuw ingeplant naaldbos en de herstelde openheid van de Zonneheide.

Indirecte relaties met de ondergrond

  • De Bosdrift en het Loosdrechtse Bos als historische wegen én straatnamen, verwijzend naar de bosgeschiedenis;
  • Een groot aantal paden uit de ruitvormige 19e-eeuwse fase en de Pampahoeve-fase met zijn landschappelijke inrichting;
  • Oude laanbomen langs een deel van die paden, zowel van de ruitvormige fase (vooral in het noordoostelijk deel) als van de Pampahoeve-fase (pad langs de droge vijver);
  • Bebouwing uit de buitenplaatsfase, met name de bouwmans- of opzichterswoning (later boswachterswoning) uit 1911 en de villa Pampahoeve uit dezelfde periode;
  • De terreinrichting rond Villa De Pampahoeve, met zijn boskamers, als relict uit de vroegste buitenplaatsfase, 1911-1918;
  • De bebouwing, zowel de zeer bijzondere architectuur uit de periode-Duiker, als de bijgebouwen van de nazorgkolonie verspreid over het terrein, als de bebouwing uit de periode van het Algemeen Ziekenhuis die merendeels juist structuurverstorend werkte;
  • Relicten van de nieuwe wegen- en padenstructuur uit de beginperiode van Zonnestraal;
  • Relicten van kleine objecten in het terrein, waaronder de betonnen vloer van een theehuisje aan de rand van de Zonneheide en het openluchttheater.

Perspectief

In de laatste jaren is het Landgoed Zonnestraal ingrijpend gerestaureerd. De herbestemming van de gebouwen is nog gaande en zal dus ook in de nabije toekomst doorgaan. Sinds 2010 staat Zonnestraal op de Voorlopige Lijst van Unesco-werelderfgoed. In de nabije toekomst zal er meer duidelijk worden over de nominatie. Deze omstandigheden dragen bij aan een cultuurhistorisch zorgvuldig beheer door de eigenaar.

 

Bronnen:

  • Archeologische Monumentenwacht Nederland (2002); Beschrijving van de bestaande toestand van de archeologische monumenten in de terreinen van het Goois Natuurreservaat. Rapport 01.177.
  • Bourgeois, Q., 2013. Monuments on the horizon : the formation of the barrow landscape throughout the 3rd and 2nd  millennium BC. Dissertation, Leiden University.
  • Buitelaar, A.L.P., 1993. De Stichtse ministerialiteit en de ontginningen in de Utrechtse Vechtstreek. Verloren, Hilversum.
  • Coops, T., J. Branger, E. de Paepe, E. van Mensch en P. Timmer (red.)., 2000. Oorden van Schoonheid. Buitenplaatsen en landgoederen in Hilversum. Verloren, Hilversum.
  • Daams, J., 1991. Zonnestraal. Geschiedenis van het Loosdrechtse Bos. Tussen Vecht en Eem, jaargang 9, p. 172-175.
  • de Bont, Chr., 1997. Modderen aan de voet van het Gooi. De betekenis van het topografisch archief van de middeleeuwse veenontginning Loosdrecht. Tussen Vecht en Eem, jaargang 15, nummer 2, p. 52-60.
  • de Bont, Chr., 2014. Amsterdamse boeren. Een historische geografie van het gebied tussen de duinen en het Gooi in de middeleeuwen. Verloren, Hilversum.
  • de Ruyter, P., 2013. Landgoed Zonnestraal. Ontwerp buitenruimte Pampahoeve en omgeving. Bureau Peter de Ruyter landschapsarchitectuur, Haarlem.
  • de Ruyter, P., 2014a. Landgoed Zonnestraal. Ontwerp nieuwe situatie parkeren aan einde Bosweg. Bureau Peter de Ruyter landschapsarchitectuur, Haarlem.
  • de Ruyter, P., 2014b. Ruimtelijk Plan Landgoed Zonnestraal. Op weg naar Unesco-Werelderfgoed. Bureau Peter de Ruyter landschapsarchitectuur, Haarlem.
  • de Ruyter, P., 2015a. Witte schip terug op de hei. Zonnestraal van Duiker weer in oude luister zichtbaar. Monumentaal, nummer 5, p. 14-17.
  • de Ruyter, P., 2015b. Het witte schip op de hei is terug. Vakblad Groen, jaargang 71, nummer 4, p. 10-13.
  • Doorenbosch, M., 2013. Ancestral Heaths. Reconstructing the Barrow Landscape in the Central and Southern Netherlands. Proefschrift Universiteit Leiden, Sidestone Press, Leiden.
  • Gottschalk, M.K.E., 1956a. De ontginning der Stichtse venen ten oosten van de Vecht. Tijdschrift KNAG, 2e reeks, deel 73, p. 206-222.
  • Gottschalk, M.K.E., 1956b. De waterbeheersing in het Stichtse veengebied ten oosten van de Vecht tijdens de ontginningsperiode. Tijdschrift KNAG, 2e reeks, deel 73, p. 311-317.
  • Kooistra, M. J., & G.J. Maas, G. J., 2008. The widespread occurrence of Celtic field systems in the central part of the Netherlands. Journal of Archaeological Science, 35(8), 2318-2328.
  • Koopman, S., 2016. Een overzicht van de Gooise en Baarnse grafheuvels. Archeologica Naerdincklant, 2016/2, p. 22-34.
  • Kos, Anton, 2005. De verdeling van Gooise gemene gronden in de eerste helft van de 19e eeuw (1836-1843). Historisch-geografisch tijdschrift 23 (2005), 91-100.
  • Kos, A., 2009. Van meenten tot marken. Een onderzoek naar de oorsprong en ontwikkeling van de Gooise marken en de gebruiksrechten op de gemene gronden van de Gooise markegenoten (1280-1568). Universiteit Leiden, Leiden.
  • Kos, A., 2013. Historische atlas van Hilversum. Uitgeverij Boom.
  • Loenen, R., 1989. Grensgeschillen te Loosdrecht. Tussen Vecht en Eem, jaargang 7, nummer 1, p. 3-14.
  • Luiten, E., M. Blott, A. Koenders, T. van den Ende, N. van Keulen, F. Meijer & Ch. van der Woude, 2016. Ruimtelijke verkenning ensemble Zonnestraal Hilversum. MTD Landschapsarchitecten, ’s-Hertogenbosch.
  • Meurs, P. & M.-Th. van Thoor (red.), 2010. Sanatorium Zonnestraal. NAi Uitgevers, Rotterdam.
  • Meyer, H.H.M., 1981. Het Tweede Blok. Holland, jaargang 13, nummer 1, p. 46-57.
  • Meyer, H.H.M., 1994. Landbouw en nijverheid in Hilversum tijdens de eerste decennia van de 19e eeuw. Historisch-geografisch tijdschrift 12 (1994), 93-118.
  • Neefjes, J. en T. Spek, 2014. Van hoog naar laag: dynamiek van het nederzettingspatroon op de Noordwest-Veluwe van de Late Prehistorie tot de Volle Middeleeuwen. Historisch-geografisch tijdschrift, jaargang 32, nummer 2, p. 67-88.
  • Sevink, J., E.A. Koster, B. van Geel & J. Wallinfa, 2013. Drift sands, lakes, and soils: the multipgase Holocene history of the Laarder Wasmeren area near Hilversum, the Netherlands. Netherlands Journal of Geosciences – Geologie en Mijnbouw, jaargang 92 – 2/3, p. 243-266.
  • Sevink, J., B. van Geel, B. Jansen & J. Wallinga, 2018. Early Holocene forest fires, drift sands, and Usselo-type paleosols in the Laarder Wasmeren area near Hilversum, the Netherlands: Implications for the history of sand landscapes and the potential role of Mesolithic land use. Catena, jaargang 2018, p. 286-298.
  • Spek, Th., 2004. Het Drentse esdorpenlandschap. Een historisch-geografische studie. Matrijs, Utrecht.
  • Steenhuis, M., J. van Doorn, A. Kuijt & P. Meurs, 2014. Landgoed Zonnestraal. Integrale cultuurhistorische waardestelling. SteenhuisMeurs, Schiedam.
  • Theunissen, E.M. & J.W. de Kort (red.), 2014. Prehistorische raatakkers op de Hoorneboegse Heide bij Hilversum. Verslag van een veldtoets. Rapportage Archeologische Monumentenzorg 225. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort.
  • Theunissen, E.M., en B. van Os, 2014. De pronkbijl van de Hoorneboegse Heide te Hilversum. Een staaltje vakmanschap van 4000 jaar geleden. Archeologica Naerdincklant 2014-2. AWN Naerdincklant.
  • van Aggelen, C., 2013. Hilversum en de Tweede Wereldoorlog: een speurtocht naar resten van de Duitse bezetters. Archeologica Naerdincklant 2013-3. AWN Naerdincklant.
  • van de Noort, R., 1988. De Utrechtse heuvelrug en het Gooi in de Vroege Middeleeuwen; een archeologisch perspectief, Doctoraalscriptie Middeleeuwse Archeologie, Universiteit van Amsterdam (1-155).
  • Wimmers, W.H. & R.R. van Zweden, 1992. Archeologische en historisch-geografische elementen in een natuurgebied. Antropogene achtergronden van de Gooise natuurgebieden. Rapport 143. Staring Centrum, Wageningen.
  • Wortelboer, R., 2014. Van Bronstijd tot moderne tijd, een reis door de tijd aan de hand van lokale hoogteverschillen in de Hoorneboegse Heide bij Hilversum. Archeologica Naerdincklant 2014-1, AWN Naerdincklant.

 

Interessante publicaties