Onderbouwing-Overgang van veen naar komklei langs de Vecht

bijgewerkt 27-05-2020

bron: © bureau's

Overgang van veen naar komklei langs de Vecht

Historische ontwikkeling

Prehistorisch landschap: het gebied bestond vóór de volle middeleeuwen uit een (door Vechtwater beïnvloed) veengebied.

Ontginningen en agrarisch landgebruik: nadat zich op het pleistoceen duin van Nederhorst den Berg een eerste bewoningskern had gevormd werd vermoedelijk vanaf de elfde eeuw het veen systematisch ontgonnen. Bij deze veenontginningen groef men vanaf de smalle oeverwallen van de Vecht sloten in oostelijke richting. Dat leverde een plaatselijk licht toelopende verkaveling op met percelen van 200 tot 1600 meter lengte. Waarschijnlijk lag oostelijk van Nederhorst de achterkade van de eerste ontginning. Deze achterkade is één van de latere parallelwegen van de Reevaart geworden. Een tweede, separate ontginning werd van daaruit naar het oosten toe uitgevoerd. Deze verkaveling sluit niet op die van de vroegste ontginning aan, hetgeen door de dichte bebouwing langs de Voorstraat-Dammerweg alleen vanuit de lucht nog waarneembaar is. De nog bestaande Oude Gooch werd aangelegd als achterkade van deze tweede ontginningsfase. De derde en laatste veenontginning op de gradiënt van Vecht naar stuwwal was in tegenstelling tot de twee voorgaande een hoogveenontginning. Na een korte periode waarin akkerbouw mogelijk was, is door maaivelddaling (nu 1,3 m –NAP) het gebied al eeuwen in gebruik als grasland.

Nederzettingsontwikkeling en wegenpatroon: aan de kade langs de Vecht, tevens de belangrijkste ontsluiting, ontwikkelde zich geleidelijk een zone met agrarische bebouwing. Van een kern is anders dan de dorpskern van Nederhorst geen sprake. De Torenweg is mogelijk secundair.

Waterbeheer: een ontgonnen veenlandschap is per definitie dynamisch van karakter. Allereerst moest na verloop van tijd een kade (Eilandseweg) worden aangelegd om wateroverlast tegen te gaan. Het veen was door ontwatering immers geoxideerd en ingeklonken. Maaivelddaling zorgde bovendien voor de noodzaak om machinaal te bemalen. Omstreeks 1630 werd in de Kuijerpolder een windmolen geplaatst. Het is onduidelijk of die ontwikkeling te maken heeft met de aanleg van de Reevaart op de grens van enerzijds de Horn- en Kuijerpolder en anderzijds de Spiegel- en Blijkerpolder in de jaren na 1629. Windmolen De Kuijer loosde het water op de Vecht. In 1905 werd de molen afgebroken; inmiddels was de bemaling al door een gemaal overgenomen. De Spiegelpolder loosde haar water via windmolen De Spiegel (ca. 1640 – 1932) op de Reevaart.

Delfstoffenwinning: Waar de Horn- en Kuijerpolder een landelijk karakter behielden en tegenwoordig nog heel fraai het karakter van de middeleeuwse agrarische veenontginningen laten zien, werd de Spiegelpolder in de nieuwe tijd uitgeveend. Dat leverde een karakteristiek patroon van legakkers en petgaten op. In de 20e eeuw zorgde een nog intensievere vorm van grondstoffenwinning, namelijk zandwinning, voor de uitgebreide Spiegel- en Blijkpolderplas zoals die nu bestaat. Daarmee tonen de veenontginningen langs de Vecht meerdere fasen in de ontginningsgeschiedenis van venen in Midden-Nederland, van een intacte agrarische veenontginning zoals de Kuijerpolder tot de grootschalige winningsplas van de Spiegelpolder.

Ondergrond bepaalt menselijk gebruik

De oostelijke oever van de Vecht wordt gekenmerkt door een gradiënt van een voedselrijke bosveenvlakte langs de rivier tot een voedselarme hoogveenrug richting de stuwwal. Het bosveen in het westelijk deel geeft aan dat het veen hier bij de vorming onder invloed van het rivierwater heeft gestaan. Verder naar het oosten, ter hoogte van de nog aanwezige kade Oude Gooch, nam die rivierinvloed af, waardoor zich hoogveen kon vormen. De mens heeft zich vanaf het moment van ontginning vanaf de droge oeverwallen van de Vecht getracht aan te passen aan bovengenoemde natuurlijke omstandigheden, zowel in waterbeheer als in grondgebruik. Daarbij zorgde het dalende maaiveld voor een duidelijke wisselwerking waarbij mens en ondergrond op elkaar reageerden. Naarmate het maaiveld na de ontginning steeds verder daalde, waren maatregelen nodig om het water te weren en te lozen. Daarbij is het verhaal van het menselijk gebruik vooral ook een strijd tegen het water (zie onder).

Menselijk gebruik vormt landschap

De invloed van de mens op het landschap is in dit gebied enorm geweest. Daarbij wijzen we op de agrarische veenontginningen waarmee men in de 11e eeuw startte. Maaivelddaling leidde tot de noodzaak van bemaling, waarna men op een zeker moment koos voor grondstoffenwinning: allereerst veen en daarna zand. Dat leidde tot de uitgestrekte Spiegel- en Blijkpolderplas. Het aanleggen van de Hinderdam in 1437 zorgde voor het stoppen van de invloed van de zee. In 1674 werd de dam overbodig vanwege de bouw van de sluizen in Muiden. Daarna overstroomde het achterliggende gebied nog slechts incidenteel. Afzettingen van klei vanuit de Zuiderzee op het dalende maaiveld van het veen moeten derhalve vooral vóór 1437 hebben plaatsgevonden.

Mens en water

De strijd tegen het water uit zich gedurende de hele geschiedenis van de veenontginningen en vrijwel overal in het gebied. De gekozen richting van de perceelsscheidende sloten is daarvoor al een indicatie: men beoogde op de Vecht af te wateren. Aanvankelijk kon dat nog door het natuurlijk verhang, maar naarmate het maaiveld daalde was, naast een waterkerende kade, ook bemaling nodig om het water naar het veel hogere boezempeil van de Vecht te pompen. Vanaf de kade langs de Vecht (Eilandseweg) is dit verschil in niveau tussen het maaiveld van de Horn- en Kuijerpolder en het waterpeil van de Vecht zeer goed waarneembaar. Daar is ook de verkaveling, teruggaand op ontwateringssloten, goed te herkennen. Dit aspect van de strijd tegen het water sluit hier nauw aan op hetgeen nog meer van het ensemble van deze geolocatie is waar te nemen, namelijk de begroeide kade, het landschap van de Horn- en Kuijerpolder met enkele monumentale boerderijen op de kop van enkele strookkavels, de torenspitsen van de beide kerken van Nederhorst den Berg en de torenspits van de kerk van Ankeveen.

Zichtbare zaken in het landschap

  • Ontginningen: de veenontginningen van de Horn- en Kuijerpolder zijn gaaf bewaard gebleven, met uitzondering van de dorpsuitbreiding van Nederhorst den Berg en een recreatiepark in het zuiden. De verkaveling van deze polder is grotendeels intact. Oostelijk van de achterkade ligt de Spiegel- en Blijkerpolderplas. Aan de westzijde zijn legakkers van de oude veenwinning nog bewaard gebleven.
  • Nederzettingen en wegenpatroon: ook de historische ontsluiting over de kade langs de Vecht en de Torenweg is nog intact. Langs de kade liggen meerdere historische erven, waarvan een klein deel nog bestaat uit oude bouwmassa en een ander deel uit relatief recente, maar goed ingepaste erven . Rondom de erven is nog relatief veel opgaand groen aanwezig.
  • Waterbeheer: de hoofstructuur van de middeleeuwse waterstaatkundige ontwikkeling is nog aanwezig. De kade langs de Vecht (Eilandseweg) en de Oude Gooch zijn daarvan de belangrijkste voorbeelden, maar in veranderde vorm hoort feitelijk ook de Voorstraat en/of Dammerweg daarbij.

Perspectief

In grote delen van West-Nederland speelt de problematiek van bodemdaling, die vooral voor de aanwezige bebouwing problematisch is. De Vechtregio is daarop geen uitzondering. Welke maatregelen er ook genomen gaan worden om klink en oxidatie van veen te voorkomen, het landschapsbeeld zal er door veranderen. Het gebruik zal meer en meer afhankelijk worden van het gehanteerde waterpeil (‘functie volgt peil’).

 

Bronnen:

  • Baar, J., T. Griffioen, G. Baar & Th. van der Zee, 2008. Werinon, februari 2008, nummer 66. Themanummer: de Willibrordkerk door de eeuwen heen.
  • de Bont, Chr., 1997. Modderen aan de voet van het Gooi. De betekenis van het topografisch archief van de middeleeuwse veenontginning Loosdrecht. Tussen Vecht en Eem, 15e jaargang, nummer 2, mei 1997.
  • de Bont, Chr., 2009. Vergeten land: ontginning, bewoning en waterbeheer in de westnederlandse veengebieden (800-1350). Alterra scientific contributions 27. Wageningen.
  • Koopman, S. & A. Cruysheer, z.j. Paleogeografische ontwikkeling en bewoningsdynamiek tussen Vecht en Eem.
  • Sevink, J. 2016. Beschrijving van de Landschappen, Landschapseenheden en Geosites van het toekomstige Geopark Gooi en Vecht. Versie mei 2016. Stichting ter realisatie van het Geopark Gooi en Vecht.
  • van Damme, E.N.G., 2008. De Willibrordkerk in Nederhorst den Berg. Nieuw licht op de vroegste geschiedenis. Tussen Vecht en Eem, 26e jaargang, nummer 1, maart 2008.

Overige documenten:

  • Moderne topografische kaarten (vanaf 1950 tot nu)
  • Bonnebladen (vanaf 1875 tot 1950)
  • Topografisch - Militaire kaart (omstreeks 1850)
  • Kadastrale minuutplans (1832)
  • Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000.
  • Hoogtekaarten (AHN2)
  • http://www.historischekring.nl/ Historische Kring Nederhorst den Berg (met verwijzingen naar tijdschriftarchief)