Onderbouwing-Muiderslot en zeesluizen

bijgewerkt 27-05-2020

bron: © bureau's

De positie van Muiden is een bijzondere, namelijk bij de monding van de Vecht. Dat leidde tot een aantal zaken om die monding en de aangrenzende Zuiderzee logistiek en militair te beheersen, namelijk de bouw van een kasteel in de dertiende eeuw en de aanleg van zeesluizen enkele eeuwen later.

Historische ontwikkeling

Pre- en protohistorisch landschap: Er zijn geen pre- of protohistorische vondsten uit de omgeving van Muiden bekend.

Stadsontwikkeling: In 793 bezat de abdij van Werden reeds landerijen in Amuthon, en omstreeks 900 blijkt daar ook een kerk bij te horen. De naam wijst op de ligging aan de monding van de A (= water, de Vecht), maar het is niet zeker of die vroege nederzetting op dezelfde plek als de laatmiddeleeuwse stad lag.

In Muiden lag aan de Vecht een tol, die in elk geval in de periode 936-944 al bestaan moet hebben. In 953 schonk koning Otto I deze tol aan de St. Maartenskerk van Utrecht. Aanvankelijk was er een sterke band tussen Utrecht en zijn ‘voorhaven’ Muiden. Na een periode onder de Van Amstels werd Muiden als geheel onderdeel van het graafschap Holland. In aanvulling op de tol mocht vanaf 1403 ook bruggeld worden geheven. De tolheffing werd opgeheven op 18 november 1928.

Tot in de vijftiende eeuw was Muiden een welvarend stadje, onder meer blijkend uit de St. Nicolaaskerk. Aan het eind van die eeuw trad de terugval in. Hoge lasten voor dijkonderheid langs zee en Vecht speelden daarbij een rol. In 1564 volgde een stadsbrand, waarna de huizen in steen en met harde dakbedekking werden herbouwd. Na 1600 volgde economisch herstel. Vanaf 1795 verdween de bloei weer als gevolg van oorlogsomstandigheden, om pas na 1870 terug te keren. Een bescheiden vooroorlogs herstel zou pas na 1945 echt doorzetten.

Waterbeheer: De waterstaatsgeschiedenis van Muiden hangt in belangrijke mate samen met de ontwikkeling van de beheersing van de Vecht. Holland wilde om meerdere praktische redenen de dam in de Vecht van de Hinderdam naar Muiden verleggen, en voerde tussen 1579 en 1583 een eerste studie uit. Utrecht werkte echter tegen, zodat pas in 1673 een definitief besluit tot aanleg werd genomen. In 1674 volgde de aanleg, waarbij de oude brug over de Vecht verdwenen zal zijn. Zelfs daarna nog volgden discussies over beheer en kosten. In de sluis lagen drie kolken, met de middelste als schutkolk en daarbuiten twee spuikolken. Problemen met indringend zeewater keerden met enige regelmaat terug, en de ‘zoetwaterhalers’ klaagden erover. In 1811 volgde een grote restauratie, waarbij de westelijke kolk een schutkolk werd. In 1870 volgde de oostkolk. Het schutgeld ging oorspronkelijk naar de Staten van Holland en later naar het Hoogheemraadschap.

Tegen het geweld van de zee werd vóór 1387, en vermoedelijk al vóór 1307, een zeedijk westelijk en oostelijk van Muiden aangelegd. Oorspronkelijk was het een palendijk, na 1732 vervangen door een aarden dijk.

Door opstuwing van water in het IJsselmeer en de onmogelijkheid om te spuien liep de polder achter Muiden vol, onder meer in de jaren 20 van de vorige eeuw. Een gemaal bij de sluis functioneerde tussen 1930 en 1932, en werd in 1941 afgebroken.

Militair gebruik: Het vroegste militair erfgoed van Muiden is het Muiderslot. De basis daarvoor is vermoedelijk een versterking annex tolpost van Otto I uit ca 1220 aan de monding van de Vecht. Graaf Floris V van Holland voltooide of versterkte dit werk, net als kastelen in Medemblik en aan de Amstel, rond 1280 om de grenzen van zijn territorium en in het bijzonder de Vechtmonding tegen binnenvallende Friezen te verdedigen. Hij sloot daartoe een overeenkomst met de bisschop van Utrecht. Het huidige kasteel verrees tussen 1369 en 1373 op de restanten van het oude. Tot in de zestiende eeuw heeft het nauwelijks een rol van betekenis gespeeld. In de Tachtigjarige Oorlog werd het wel belegerd. In 1577 werd het Muiderslot van wallen voorzien. In de eeuw erna werd het allereerst vooral een residentie van de drost. Het bleef tevens van strategisch belang, onder meer binnen de Oude Hollandse Waterlinie. Na opheffing van de militaire functie in de vroege negentiende eeuw werd het later die eeuw opnieuw onderdeel van een linie, de Nieuwe Hollandse Waterlinie. In 1954 werd het definitief gedemilitariseerd.

Naast het Muiderslot was ook de stad zelf van militaire betekenis. Vóór 1549 kreeg Muiden een omgrachting, en vanaf 1580 volgden fortificaties in de vorm van aarden wallen met grachten, naar een ontwerp van Adriaen Anthonisz. Veiligheid zorgde mede voor economische opleving na 1600. De ruimte binnen de wallen werd echter pas in de twintigste eeuw volledig bebouwd.

In 1672 werd de linie rond Muiden voor het eerst onder water gezet. In september 1673 was het gevaar definitief voorbij, en Muiden werd gespaard. Ook tijdens het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werd de waterlinie geïnundeerd. Tijdens de actieve periode van de linies werden er diverse werken rond Muiden gebouwd, zoals de Westbatterij met torenfort (1799, 1851), de holle stenen beer met duikers (1851) en het Muizenfort (1874). In 1892 werd Muiden onderdeel van de Stelling van Amsterdam. Tot in 1939 werd de omgeving verder versterkt, waarbij vooral de oostwal van de stad een rol speelde.

 

MUIDERSLOT

Ondergrond bepaalt menselijk gebruik

De ligging van het Muiderslot is zowel bepaald door de ondergrond, aan de monding van de Vecht op oeverafzettingen daarvan, als door bestuurlijke grenzen, aan de oever van Holland. Vanaf de zeventiende eeuw zou de ligging aan het noordelijke uiteinde van de Oude en Nieuwe Hollandse Waterlinie vooral bepaald worden door de geografische ligging ten opzichte van de belangrijke steden van West-Nederland als door de ligging in inundeerbaar gebied. Die inundatie was alleen mogelijk geworden doordat de mens gezorgd had voor daling van het maaiveld van het veenpakket.

Menselijk gebruik vormt landschap

Zoals hierboven al aangehaald was de uitleg van de Oude en Nieuwe Hollandse Waterlinie alleen mogelijk doordat het maaiveld van het veengebied als gevolg van de ontwatering in de late middeleeuwen sterk gedaald was. Daardoor kon het geïnundeerd worden en kon het Muiderslot opgenomen worden in de waterlinies. Die omvorming zorgde tevens voor een technisch systeem om de inundatie mogelijk te maken. Daarnaast was uiteraard de kust van de Zuiderzee ter hoogte van het Muiderslot al sinds de dertiende eeuw ingrijpend gewijzigd door het silhouet van het eerste en daarna het huidige kasteel.

Mens en water

De relatie tussen Muiderslot en het water, vooral dat van de Vecht, maar ook dat van Zuiderzee en waterlinies, is evident. Zonder al het water in de omgeving had het Muiderslot hier niet gelegen. Vanuit het Muiderslot beheerste men het verkeer op het water van de Vecht, maar ook gebruikte men het water om de vijand te stoppen en daarmee Holland te verdedigen.

Zichtbare zaken in het landschap

  • Gebouw: het veertiende-eeuwse kasteel als kern van het complex;
  • Militaire rol: de ligging van het kasteel binnen een systeem van wallen en grachten, gerelateerd aan de plek binnen de Nieuwe Hollandse Waterlinie;
  • Omgeving: de zeer goed herkenbare ruimtelijke relatie van kasteel met omwalling en omgrachting met de stad Muiden, de Vecht, de Zuiderzee (nu IJsselmeer), de aangrenzende veenontginning in de Noordpolder en de relatie met de zeesluizen en zeedijk, die hier naar binnen wijkt tot aan de sluizen.

Perspectief

Het Muiderslot is aangewezen als rijksmonument, zodat behoud van het kasteel voorop staat en het beheer daardoor verzekerd is. Het is in gebruik als een toeristisch zeer succesvol Rijksmuseum en als locatie voor bijeenkomsten. In het kader van internationaal toerisme wordt het gepromoot als Amsterdam Castle, naast de promotie in Engels, Duits en Nederlands onder de eigenlijke naam. Relatief recent is in de omliggende wal een bunker-achtig complex toegevoegd waar de strijd met en tegen het water op een aansprekende manier verbeeld wordt.

 

ZEESLUIZEN 

Ondergrond bepaalt menselijk gebruik

In de vorm van het verloop van de Vecht en de uitmonding daarvan in de Zuiderzee heeft de fysisch-geografische situatie het menselijk gebruik van deze plek bepaald. De relatie tussen de sluis en de ligging op deze plek in de Vecht, zeker in relatie tot zijn voorganger in de vorm van de Hinderdam.

Menselijk gebruik vormt landschap

Door het plaatsen van de sluis is de achterliggende Vecht minder dynamisch geworden. Er vond geen opstuwing door water vanuit de Zuiderzee meer plaats, en tevens verdween de eb- en vloedwerking. Tegelijk zorgde de aanleg van de sluis ook voor het verzoeten van het benedenstroomse deel van de Vecht. Na de aanleg van de Afsluitdijk in 1932 werd ook het water op het IJsselmeer, later het IJmeer, zoet en verdween de scheidende werking van de sluis ten aanzien van dat aspect. Tevens was al vanaf 1894, toen het Merwedekanaal gereed was gekomen, de recreatieve betekenis van de sluis toegenomen ten opzichte van de handelsfunctie. Dat zorgde voor een ander aanzien van het buitendijkse gebied. Een belangrijk aspect daarbij was de aanleg van de jachthaven van Muiden vóór 1961.

Mens en water

De situering van de sluis is volledig bepaald door het verloop van de Vecht en de afdammende rol daarvan in het systeem van waterbeheersing (onderhoud van de Vechtdijken, tegenhouden van Zuiderzeewater) en watervoorziening (zoetwatervoorziening). De sluis zelf functioneerde vervolgens vooral voor het verkeer over de Vecht (logistieke functie). Een gemaal bij de sluis zorgde korte tijd voor het machinaal bemalen van het gebied achter de sluis, omdat het water van de Zuiderzee te hoog stond. Tevens had de zeesluis een rol binnen de Oude en Nieuwe Hollandse Waterlinie, met het oog op de inundaties. Dat alles maakt dat de door de mens gemaakte sluis een meerledige relatie met het water van de Vecht en de Zuiderzee heeft.

Zichtbare zaken in het landschap

  • Sluis: de zeesluis als voorbeeld van zeventiende-eeuwse ingenieurskunst;
  • Water: de ruimtelijke relatie van de zeesluis met de Vecht, de historische en moderne werven daarlangs en de huidige waterrecreatie.
  • Omgeving: de ruimtelijke relatie van de zeesluis met de stad Muiden en het Muiderslot aan de horizon, en de naar binnen wijkende zeesluizen.

Perspectief

Behoud van de sluis is vanwege de rijksmonumentale status het belangrijkste richtsnoer, terwijl de sluis ook moet kunnen blijven functioneren voor het scheepvaartverkeer. In 1975-1976 vond er voor het laatst een restauratie en modernisering plaats. De sluis heeft en zal een belangrijke functie hebben voor het toeristisch-recreatieve verkeer van de Vecht naar het Gooimeer. Door de status en haar functie is het beheer voor de toekomst verzekerd.

 

Bronnen:

  • Brekelmans, M., 1987. Het Muiderslot. Tussen Vecht en Eem / Vrienden van het Gooi, 5e jaargang, nr. 2, mei 1987, p. 62-65.
  • Ceruti, W., 1975. De Nederlands Hervormde kerk te Muiden. Tussen Vecht en Eem, jaargang 5, afl. 4, november 1975, p. 93-102 en 124.
  • Ceruti , W.G.M., 1976. De zeesluis te Muiden. Tussen Vecht en Eem, Tussen Vecht en Eem, jaargang 6, afl. 3, juli 1976, p. 68-81.
  • Cerutti, W.G.M., 1982. Van middeleeuwse kastelen, moordenaars en molens. Tussen Vecht en Eem, jaargang 12, afl. 1, februari 1982, p. 30-40.
  • Dekema, D., 1991. 350 Jaar trekvaart Naarden-Muiden. Tussen Vecht en Eem, 9e jaargang, nr. 4, december 1991, p. 195-198.
  • Fransen, A., 1996. Dijkplicht en overstroming rondom Muiden, 1400-1900. Tussen Vecht en Eem, 14e jaargang, nr. 2, mei 1996, p. 67-70.
  • Huese, Tj., 1987. Muiden, het centrum van de IJsselmeerwatersport. Tussen Vecht en Eem / Vrienden van het Gooi, 5e jaargang, nr. 2, mei 1987, p. 123-125.
  • Kraak, W.K., 1987. De oude zuiderzeekust bij Muiden. Tussen Vecht en Eem / Vrienden van het Gooi, 5e jaargang, nr. 2, mei 1987, p. 126-127.
  • Lahnstein, J., 1996. Muidense monumenten van oorlogen en rampen. Tussen Vecht en Eem, 14e jaargang, nr. 2, mei 1996, p. 48-51.
  • Langelaar, M., 1996. De trekvaarten tussen Amsterdam, Muiden en Naarden. Tussen Vecht en Eem, 14e jaargang, nr. 2, mei 1996, p. 87-92.
  • Poolman, H., 1971. Commissarissen over de Trekvaarten tusschen Diemerbrug en Muiden en tusschen Muiden en Naarden. Tussen Vecht en Eem, jaargang 1, aflevering 10, oktober 1971, p. 189-208.
  • Poolman, H., 1975. De Gooische Stoomtram ging dwars door Muiden. Tussen Vecht en Eem, jaargang 5, afl. 1, februari 1975, p. 26-28.
  • Rutte, Reinout, 2008. Stadslandschappen. Een overzicht van de stadswording in Nederland van de elfde tot de vijftiende eeuw, p. 143-169. In: Rutte, Reinout & Hildo van Engen, 2008. Stadswording in de Nederlanden. Verloren, Hilversum.
  • Rutte, Reinout & Bram Vandennieuwenhuyze, 2018. Stedenatlas Jacob van Deventer. THOTH, Bussum.
  • Schaftenaar, H., 1987. Keveren en de veenontginning ten oosten van Muiden. Tussen Vecht en Eem / Vrienden van het Gooi, 5e jaargang, nr. 2, mei 1987, p. 90-97.
  • van Amstel, Th.A.A.M., 1999. De Heren van Amstel. Hun opkomst in het Nedersticht van Utrecht in de twaalfde en dertiende eeuw en hun vestiging in het hertogdom Brabant na 1296. Verloren, Hilversum.
  • van Diest, S.C., 1987. Korte historische schets van het stadje Muiden. Tussen Vecht en Eem / Vrienden van het Gooi, 5e jaargang, nr. 2, mei 1987, p. 53-61.
  • van Dijk, B.M., 1996. De Noord- en Zuidpolder beoosten Muiden. Tussen Vecht en Eem, 14e jaargang, nr. 2, mei 1996, p. 93-97.
  • van Leeuwen, P.P.H., 1996. De verdedigingswerken van Muiden. Tussen Vecht en Eem, 14e jaargang, nr. 2, mei 1996, p. 71-75.
  • van Mensch, E.E., 1994. Eerste stadsplattegronden van Naarden, Weesp en Muiden, ca. 1560. Tussen Vecht en Eem, 12e jaargang, nr. 3, september 1994, p. 165-167.
  • Verkaik, J.W., 1996. Floris V en het Muiderslot. Tussen Vecht en Eem, 14e jaargang, nr. 2, mei 1996, p. 52-56.
  • Verkerk, C.L., 1996. Floris V, Muiden en Amsterdam. Tussen Vecht en Eem, 14e jaargang, nr. 4, december 1996, p. 191-194.