Onderbouwing-Naarden vesting

bijgewerkt 27-05-2020

bron: © bureau's

Naarden speelde niet alleen een belangrijke rol in de verdediging van West-Nederland, ook laten de vesting en zijn omgeving zien hoe de mens in het verleden het landschap zowel militair als economisch heeft gebruikt, bijvoorbeeld door het zand dat in het schootsveld werd gewonnen, af te voeren en te hergebruiken.

Historische ontwikkeling

Pre- en protohistorisch landschap: Uit de omgeving van de Kapitein G.A. Meijerweg zijn vondsten uit de vroege bronstijd bekend. Verder zijn er in het lage land van Naarden geen vondsten uit de periode tot de late middeleeuwen gedaan. De vroegste vermelding van Naruthi dateert uit omstreeks 900, uit een goederenlijst van de abdij Werden. Het omringende Nardinclant werd ernaar genoemd.

Stadsontwikkeling: In 1280 droeg de abdis van Elten haar rechten in het Gooi in pacht over aan Floris V, graaf van Holland. De vroegste nederzetting met de naam Naarden (Naruthi) lag noordoostelijk van de huidige stad, in of bij het Gooimeer. Het oprukkende gevaar van de Zuiderzee en verwoestingen tijdens de Hoekse en Kabeljauwse twisten (1351) leidden tot het verlaten van de oude en de aanleg van een nieuwe stad.

De oude stad had in elk geval al in 1336 een eigen bestuur, schepenbank en keurbevoegdheid. Deze stad wordt door historici aan de huidige kust bij landgoed Oud-Naarden geplaatst. Bij de laatstgenoemde plek zijn meerdere middeleeuwse vondsten, waaronder waterputten, gedaan.

Bij de keuze voor een nieuwe locatie hadden de graaf van Holland en het stadsbestuur een belangrijke stem, maar de belangrijkste rol was weggelegd voor Gerrit Alewijnszoon, lid van de grafelijke kanselarij. Aan de omwonenden werd verzocht mee te helpen. De nieuwe stad, die op een langgerekte zandrug rondom de zeedijk regelmatig werd uitgelegd in de vorm van een rechthoek, kreeg in 1353 stadsrechten van Willem V, graaf van Holland. De aanleg was toen in volle gang. In 1355 werden de stadsvrijheid en het visstapelprivilege van 1342  - dus uit de periode van de oude stad – bevestigd. Die stadsvrijheid werd in 1396 uitgebreid. Naarden had, net als Muiden en Weesp, een strategische betekenis als toegangspunten tot Holland: zij dienden door de geschiedenis heen steeds het landsbelang.

De zeedijk was een belangrijke landroute van Amsterdam naar het (zuid)oosten (via de Oude Postweg, waarlangs plaatselijk zandverstuivingen voorkomen, richting Amersfoort), en dat verklaart ook meteen de reden waarom de stad juist hier werd gelegd. Deze route splitste ter plaatse van de stad. De landschappelijke ligging op de flank van de zandgronden en de plek als entree tot Holland maakte die redenen compleet.

Bestuurlijk werd Naarden van Muiderberg afgesplitst. Tussen ca 1380 en 1440 werd een gotische kerk gebouwd, vermoedelijk na 1468 voorzien van een dwarsschip. Daarvoor koos men vermoedelijk de plek van een eerdere kapel. Vanwege de band met Elten werd de kerk gewijd aan St. Vitus.

Ondanks het visstapelrecht had Naarden vóór 1494 zijn positie op het gebied van visserij verloren aan andere Zuiderzeesteden. Wel was het in die periode nog een marktplaats. In de zestiende eeuw ging de economie van de stad hard achteruit. Pas in de late zeventiende eeuw zou immigratie tot economische bloei leiden.

Waterbeheer: De zeedijk langs de Zuiderzee loopt door de stad Naarden. Oostelijk daarvan loopt de Oostdijk tot de hogere gronden van het Gooi. Westelijk van de stad loopt de dijk, die herhaaldelijk door is gebroken, tot aan de hogere gronden van Muiderberg. Deze zeedijk lag er al toen de nieuwe stad Naarden werd gesticht, dus de locatie moet heel bewust ter hoogte van de dijk gekozen zijn.

Transport: Naarden beschikte al sinds de vroege vijftiende eeuw over een zeehaven, die echter steeds dreigde te verzanden. Een essentieel moment in de transportgeschiedenis van Naarden is de aanleg van de trekvaart van Amsterdam via Muiden en Muiderberg naar Naarden. Daartoe werd in 1640 van de Staten van Holland octrooi verkregen. De zeehaven was daardoor niet meer nodig, en bovendien was een verbinding over binnenwater veiliger. De drie steden werden gezamenlijk eigenaar. Langs de vaart werd een wagenweg aangelegd, die in 1839 tot rijksstraatweg werd opgewaardeerd. In 1873 trok Amsterdam zich terug, en waren Naarden en Muiden nog alleen verantwoordelijk voor de vaart.

Militair gebruik: Al in de late middeleeuwen was Naarden een vestingstad. In een oorkonde voorafgaand aan de nieuwe stadsstichting (1351) werd al bepaald dat er vestingwerken zouden moeten komen. Na de inval in 1572 door de Spanjaarden, toen vele inwoners van Naarden werden vermoord, werd die vroegste omwalling onder regie van Adriaen Anthonisz vernieuwd volgens het oudnederlands stelsel. De oude stadsgracht werd toen als binnenhaven in de stad opgenomen en er werden bastions aangelegd. De verbetering werd deels betaald met de opbrengsten van landverkoop in het Naardermeer. Na de verdrijving van de Spanjaarden door prins Maurits leed de vesting lange tijd een slapend bestaan. Naarden werd na de inval van 1672 opgenomen in de Oude Hollandse Waterlinie, en nadien in de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Waterlinies waren een nieuwe methode om grote gebieden, in dit geval Holland, te verdedigen. In de late zeventiende eeuw werd de vesting fors uitgebreid volgens het nieuwnederlands stelsel en van een dubbele omwalling voorzien. De inundatiegebieden werden afgegraven voor een betere inundeerbaarheid; het zand werd naar Amsterdam afgevoerd ten behoeve van ophoging van bouwpercelen.

Waar andere steden door de eeuwen heen hun militaire functie verloren, bleef die van Naarden onverkort van kracht. De Kringenwet verhinderde volledige steenbouw rond de vesting van de Nieuwe Hollandse Waterlinie.

De vesting is daarna herhaaldelijk aangepast en uitgebreid, zelfs de werken tot op Bussums grondgebied (1868-1877). Daarvan bestaan de werken 1 (reconstructie) en 4 nog. De vestingwerken zelf werden verhoogd en verbeterd met bomvrije kazernes. Een uitbreiding aan de noordzijde was de aanleg van het polygonale Fort Ronduit, een batterijfort, in 1873-1875 op de restanten van een eerdere schans. Hiermee moesten de buitendijkse gronden ten noorden van Naarden worden verdedigd, alsmede de verzandende Zuiderzee. Daarmee moest voorkomen worden dat de vijand ten noorden van Naarden langs naar Amsterdam kon trekken. Fort en vesting worden door een verbindingswal verbonden.

In 1926 werden het fort en de vesting Naarden opgeheven, nog vóór de opheffing van de Nieuwe Hollandse Waterlinie als geheel. Wel werd de omgeving tijdens de mobilisatie in 1939 nog versterkt, onder meer met tankvallen. Toen de vestingwallen als rijksmonument waren aangewezen, werden plannen tot slechting en openlegging van de stad terzijde gelegd. In de jaren 1964-1989 werden de vestingwerken gerestaureerd, en in 1987 vertrokken de laatste militairen.

 

FORT RONDUIT

Ondergrond bepaalt menselijk gebruik

Omdat het Fort Ronduit bedoeld was om de buitendijkse gronden bij Naarden alsmede de zandplaten in de Zuiderzee te verdedigen, is de locatie onlosmakelijk verbonden met de functie. Dat gold ook voor de schans die aan het fort voorafging, die in de zeventiende eeuw werd aangelegd en in 1746 en 1785 werd vernieuwd. Die schans moest de vroegere haven van Naarden beschermen, en was dus ook sterk verbonden met de plek. Zowel de oude schans als het huidige batterijfort kregen ook de invloed van de zee te verduren. Vijf jaar na aanleg van het fort beschadigde een zware storm het fort.

Menselijk gebruik vormt landschap

De achtereenvolgende aanleg van de schans en van het Fort Ronduit (1873-1875) heeft het landschap ter plekke sterk veranderd. De gebouwen werden met een dikke aardlaag afgedekt, zodat het geheel van buiten als een groot aardwerk oogt. De natte gracht is 25 tot 35 meter breed. Ook de bedekte weg werd door een aardwal aan het oog onttrokken. Door het oorspronkelijk verder vlakke en open polderlandschap was het fort ook ten tijde van het actief gebruik zeer zichtbaar. De verbinding tussen fort en vesting was bij de schans anders dan bij het fort: de eerstgenoemde was met een zigzagwal met borstwering verbonden met de vesting, de laatstgenoemde met een rechte bedekte weg met borstwering (wal aan één zijde).

Mens en water

De relatie met het water is meerledig. Allereerst ligt het fort in de nabijheid van de voormalige Zuiderzee, nu het Gooimeer. Dat gebied moest in de gaten worden gehouden, maar het water vormde in constructief opzicht tevens een bedreiging voor het fort. Water speelde als verdediging een rol in de vorm van inundatie, maar ook een permanente gracht rond het fort was aanwezig.

Fort Ronduit, foto RAAP P9032952

Zichtbare zaken in het landschap

  • Fort: Het fort met gebouwen en aardwerken, waaronder de beschermende wal ten oosten van de fortgracht, en de bijzondere kraanbrug;
  • Gracht: De natte infrastructuur in de vorm van de gracht;
  • De relatie met het omliggende landschap (deels verstoord door de aanleg van de A1) en met de aangrenzende vesting Naarden, in de vorm van de bedekte weg.

Perspectief

Het fort, beschermd als rijksmonument en eigendom van de gemeente Naarden, is niet publiek toegankelijk. Periodiek zijn er activiteiten, zoals een demonstratie van de kraanbrug. Voor zover bekend zijn er geen ontwikkelingen op het terrein voorzien.

 

VESTING NAARDEN

Ondergrond bepaalt menselijk gebruik

Bij de verplaatsing van Naarden heeft men voor de nieuwe stad een locatie gekozen op de overgang van de gordeldekzanden van het Gooi naar het aangrenzende veengebied, net wat hoger in het landschap. De grens tussen zand en veen loopt vermoedelijk westelijk van het bebouwde deel van de kern langs, zodat de stad op het (stevige) zand gebouwd moet zijn. De stad lag echter nog laag genoeg om de grachten met water te kunnen vullen. Daarmee was de ligging op deze plek binnen de gradiënt de ideale. Daar kwam bij dat de plek als entree naar Holland ook nog strategisch heel belangrijk was.

Menselijk gebruik vormt landschap

Het aanleggen van de vesting heeft direct en indirect veel gevolgen gehad voor het aanwezige landschap, zowel boven- als ondergronds. In meerdere fasen is er veel grondverzet geweest voor het aanleggen van de vestingwerken. Indirect is, om een inundatiegebied te creëren, in de zeventiende eeuw een groot gebied oostelijk van de vesting afgegraven. Overigens bleek het gebied ook daarna uiteindelijk niet onder water te zetten.

Het gewonnen zand is vooral naar Amsterdam vervoerd om daar gebruikt te worden voor de ophoging van bouwterreinen. Ook in later eeuwen werd er nog zand afgegraven, onder meer voor de aanleg van infrastructuur als dijken en de A1.

Mens en water

De ‘natte context’ is op meerdere manieren verbonden aan Naarden. Allereerst is daar de strijd tegen het water, culminerend in de verplaatsing van Naarden naar de huidige locatie in 1351 en de situering in de zeedijk. Vervolgens heeft men gebruik gemaakt van het water door een ligging die het nog mogelijk maakte om de grachten te vullen. De aanleg van de trekvaart Amsterdam – Muiden – Naarden liet vervolgens de transportfunctie van het water zien. Die functie bestond overigens al eerder door de aanwezigheid van een zeehaven bij Naarden.

Vesting Naarden, foto RAAP P9053367

Zichtbare zaken in het landschap

  • Stad: de planmatig-ruimtelijke uitleg van de veertiende-eeuwse stad in straten- en verkavelingspatroon en bebouwing, met een relict van de bijbehorende gracht en – buiten de gracht – in het reliëf sporen van de eerste haven;
  • Vesting: de laat-zeventiende-eeuwse vestingwerken met aanpassingen uit met name de negentiende eeuw, bij de inrichting van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, alsmede de militaire bebouwing binnen de vesting;
  • Landschap: de deels gave landschappelijke, onbebouwde context aan de noord- en noordoostzijde (en voor een klein deel aan de zuid- en zuidwestzijde);
  • Waterstaat: de relatie tussen de stad en de zeedijken ten noordwesten en oosten van de stad.

Perspectief

De vesting Naarden is een levend geheel. De stad wordt gebruikt door zijn bewoners en degenen die er werken, en daarnaast is toerisme een factor van belang. In de stad Naarden zijn meerdere musea aanwezig, waaronder het Vestingmuseum. Delen van de vesting en de toebehorende complexen worden ook commercieel geëxploiteerd, zoals het Arsenaal. Het voortzetten en verder uitbouwen van de toeristisch-recreatieve potenties is een belangrijk toekomstdoel. De cultuurhistorische kwaliteiten zijn daarmee geborgd.

 

Bronnen:

  • Abrahamse, C.M., 1989. Zes polders bij Naarden. Tussen Vecht en Eem, 7e jaargang, nr. 2, mei 1989, p. 115-118.
  • Bakker, J.A., 1956. ‘Enige middeleeuwse putten bij Oud Naarden’, in: Westerheem, jrg. V, nr. 3-4 (25-29).
  • Besemer, J.W.C., 1978. Enige vondsten in Bastion Nieuw Molen te Naarden. Tussen Vecht en Eem, jaargang 8, afl. 2, mei 1978, p. 38-45.
  • Daams, J., 1973. Het ’s-Gravelandse landschap, vroeger en nu. Tussen Vecht en Eem, jaargang 3, afl. 3, mei 1973, p. 50-62.
  • de Bruijn, C.A., 1972. Het ‘midden- of hoofdwerk’ van het ‘offensief voor Naarden’, een uniek historisch vestingwerk. Tussen Vecht en Eem, jaargang 2, afl. 5, mei 1972, p. 69-72.
  • de Bruijn, C.A., 1973. Nog eens het v.m. “offencief vóór Naarden” te Bussum. Tussen Vecht en Eem, jaargang 3, afl. 4, juli 1973, p. 78-82.
  • de Gooijer, F., 1988. Het Paradijs. De Omroeper, jaargang 1, nr. 4, september 1988, p. 109-114.
  • de Gooijer, F.J.J., 1999. Manoeuvres rondom Naarden in 1885. De Omroeper, jaargang 12, nr. 4, december 1999, p. 139-143.
  • de Gooijer, Frans, 2003. Stadsboerderijen in de Vesting Naarden. Tussen Vecht en Eem, 21e jaargang, nr. 1-2, mei 2003, p. 11-33.
  • de Gooijer, Frans, 2005. Militairen, boeren en burgers in een Vestingstad. Het alledaagse leven binnen Naarden 1860-1940. Tussen Vecht en Eem, 23e jaargang, nr. 3, september 2005, p. 140-152.
  • Dekema, D., 1989. Naarden’s geschiedenis in kort bestek. Tussen Vecht en Eem, 7e jaargang, nr. 2, mei 1989, p. 52-57.
  • Dekema, D., 1991. 350 Jaar trekvaart Naarden-Muiden. Tussen Vecht en Eem, 9e jaargang, nr. 4, december 1991, p. 195-198.
  • de Lange, P.W., 1972. De uitmoording van Naarden in 1572. Tussen Vecht en Eem, jaargang 2, afl. 10, oktober 1972, p. 135-180.
  • Gortzak, Ruud, 2005a. Het bewogen leven van het Groot Arsenaal. Tussen Vecht en Eem, 23e jaargang, nr. 3, september 2005, p. 167-171.
  • Gortzak, Ruud, 2005b. De historische betekenis van Naarden. De Open Dag van TVE. Tussen Vecht en Eem, 23e jaargang, nr. 4, december 2005, p. 240-242.
  • Ibelings, Bart, 2000. De middeleeuwse visstapel te Naarden. Tussen Vecht en Eem, 18e jaargang, nr. 3, september 2000, p. 124-127.
  • Knevel, Paul, 2006. Een dagje Naarden. Over de historische betekenis van een Hollandse vesting. Tussen Vecht en Eem, 24e jaargang, nr. 1, maart 2006, p. 3-9.
  • Lamers, Jacqueline, 2005. Naarden, drijvend op de kurk van het militarisme. De opheffing van de verboden kringen. Tussen Vecht en Eem, 23e jaargang, nr. 3, september 2005, p. 185-189.
  • Langelaar, M., 1996. De trekvaarten tussen Amsterdam, Muiden en Naarden. Tussen Vecht en Eem, 14e jaargang, nr. 2, mei 1996, p. 87-92.
  • Leupen, Piet, 2000. Gerrit Alewijsz. en 1351. Opnieuw: de wording van de stad Naarden. Tussen Vecht en Eem, 18e jaargang, nr. 4, december 2000, p. 167-175.
  • Michielse, Henk, 2005. Stadswording in Nederland en de opkomst van Naarden. Tussen Vecht en Eem, 23e jaargang, nr. 3, september 2005, p. 172-178.
  • Onrust, Klaas-Jan, 1988. Schuilplaatsen in de bedekte weg der vesting Naarden. De Omroeper, jaargang 1, nr. 4, september 1988, p. 128-138.
  • Out, J.V.M., 1973. Bussum tijdens de belegering van Naarden (1813-1814). Tussen Vecht en Eem, jaargang 3, afl. 4, juli 1973, p. 67-78.
  • Patijn, J.A.N., 2000. Tussen Vecht en Eem ligt Naarden. Tussen Vecht en Eem, 18e jaargang, nr. 3, september 2000, p. 95.
  • Pikkemaat, Guus, 2005. Godard Baron van Reede-Ginkel. Een briefschrijvende officier bij de herovering van Naarden in 1673. Tussen Vecht en Eem, 23e jaargang, nr. 3, september 2005, p. 153-166.
  • Poolman, H., 1971. Commissarissen over de Trekvaarten tusschen Diemerbrug en Muiden en tusschen Muiden en Naarden. Tussen Vecht en Eem, jaargang 1, aflevering 10, oktober 1971, p. 189-208.
  • Poolman, H., 1972. Weverijen en soldaten voor Naardens economie. Tussen Vecht en Eem, jaargang 2, afl. 2, februari 1972, p. 15-17.
  • Poolman, H., 1974a. Het gasthuis van Naarden. Tussen Vecht en Eem, jaargang 4, afl. 4, november 1974, p. 112-114.
  • Poolman, H., 1974b. De Waalse kerk te Naarden. Tussen Vecht en Eem, jaargang 4, afl. 4, november 1974, p. 114-120.
  • Rigter, H.G.J., 1989. Landgoederen ten oosten van de vesting Naarden. Tussen Vecht en Eem, 7e jaargang, nr. 2, mei 1989, p. 85-91.
  • Ruinen, J., 1968. ‘Het Oude Naarden’, in: Mededelingen van het Museum voor het Gooi en Omstreken, nr. IX (55-57).
  • Rutte, Reinout, 2008. Stadslandschappen. Een overzicht van de stadswording in Nederland van de elfde tot de vijftiende eeuw, p. 143-169. In: Rutte, Reinout & Hildo van Engen, 2008. Stadswording in de Nederlanden. Verloren, Hilversum.
  • Rutte, Reinout & Bram Vandennieuwenhuyze, 2018. Stedenatlas Jacob van Deventer. THOTH, Bussum.
  • Schaftenaar, H., 1978. De bodem van Naarden. Tussen Vecht en Eem, jaargang 8, afl. 3, september 1978, p. 75-81.
  • Schaftenaar, H., 1989. Hofstede Oud-Naarden. Tussen Vecht en Eem, 7e jaargang, nr. 2, mei 1989, p. 92-102.
  • Schaftenaar, H., 1993. Oud Naarden; verdronken stadje, middeleeuws klooster, oude buitenplaats. Stichting Vijverberg.
  • Schaftenaar, H., 2002. De grenzen van Naarden. Tussen Vecht en Eem, 20e jaargang, nr. 1, maart 2002, p. 27-36.
  • Schaftenaar, Henk, 2007. Sightseeing met de varende rechter. Een tochtje over de wateren van Naarden op 13 en 14 augustus 1606. De Omroeper, jaargang 20, nr. 2, juni 2007, p. 41-54.
  • Schaftenaar, Henk, 2010a. ‘Geen doorkomen aan’. Een zoektocht naar de restanten van tankversperringen rond Naarden uit 1939. De Omroeper, jaargang 23, nr. 2, juni 2010, p. 73-76.
  • Schaftenaar, Henk, 2010b. Schootsveld van Naarden nooit geïnundeerd. De Omroeper, jaargang 23, nr. 2, juni 2010, p. 77-78.
  • Scheltema, Carlos, 2001. Stichting De Vesting Naarden. Tussen Vecht en Eem, 19e jaargang, nr. 2, juni 2001, p. 88-90.
  • Scheltema-Vriesendorp, E.A.M., 1989. De restauratie van de voormalige vesting Naarden, 1964-1989. Tussen Vecht en Eem, 7e jaargang, nr. 2, mei 1989, p. 62-72.
  • Scheltema-Vriesendorp, Els, 2005. De restauratie van de Vesting Naarden en Naarden-Vesting in de twintigste eeuw. Tussen Vecht en Eem, 23e jaargang, nr. 3, september 2005, p. 179-184.
  • van den Bout, C. & R.J.W.J. Meyer, 1989. Bastion Oud-Molen te Naarden. Tussen Vecht en Eem, 7e jaargang, nr. 2, mei 1989, p. 73-80.
  • van den Broek, G., 1972. Herinneringen van een vestingartillerist. Tussen Vecht en Eem, jaargang 2, afl. 5, mei 1972, p. 62-65 [met reactie van de redactie op p. 65-66].
  • van der Wiel, K., 1989. De groene vesting Naarden. Verleden, heden en toekomst. Tussen Vecht en Eem, 7e jaargang, nr. 2, mei 1989, p. 81-84.
  • van Engen, Hildo, Anton Kos & Reinout Rutte, 2000. Over de wording van de stad Naarden in de tweede helft van de veertiende eeuw. Tussen Vecht en Eem, 18e jaargang, nr. 3, september 2000, p. 96-105.
  • van Hoof, Joep, 2005. De vesting Naarden in het licht van de ideeën van Menno van Coehoorn. Tussen Vecht en Eem, 23e jaargang, nr. 3, september 2005, p. 133-139.
  • van Mensch, E.E., 1994. Eerste stadsplattegronden van Naarden, Weesp en Muiden, ca. 1560. Tussen Vecht en Eem, 12e jaargang, nr. 3, september 1994, p. 165-167.
  • van Wieringen, J.S., 2001. De voorstelling van Naarden en andere buitenwerken van de Vesting. Tussen Vecht en Eem, 19e jaargang, nr. 1, maart 2001, p. 31-45.

 

Interessante publicaties