Onderbouwing-Naardermeer

bijgewerkt 27-05-2020

bron: © bureau's

Het Naardermeer laat ons veel zien van de strijd van de mens tegen het water en de wens om de grote meren in het Vechtgebied in te polderen. Het herhaaldelijke falen leidde weliswaar tot het opgeven van agrarisch productielandschap, maar tot de winst van waardevol natuurgebied.

Historische ontwikkeling

Pre- en protohistorisch landschap: Het Naardermeer, vóór 1541 aangeduid als Uitermeer, is een natuurlijke veenplas, die reeds bestond voordat de mens in de volle middeleeuwen de omgeving grootschalig ging ontginnen en verkavelen. Het huidige meer ontstond vanaf de vierde of vijfde eeuw en was de opvolger van een meer, westelijk van de Vecht, dat zich door winderosie (door westenwind) en golfwerking bij hoogwater had verplaatst ten koste van de slappe veenbodem. Het meer was eigendom van de Utrechtse kerk, die het in 953 van keizer Otto I gekregen had. Na 1300 was het gemeenschappelijk eigendom van het Domkapittel en Kapittel van Oudmunster, die een bezitsgemeenschap hadden.

Waterbeheer: Vermoedelijk vanuit Ankeveen en Kortenhoef is de eerste behoefte aan een bescherming tegen het water van het Naardermeer gekomen. Dat leidde allereerst tot aanleg van de Broekdijk. Belanghebbenden uit Weesperkarspel en Naarden hebben vermoedelijk iets later de Keverdijk aangelegd. Rondom het meer was toen dus nog sprake van een ruime hoeveelheid voorland. Het Naardermeer stond tot het einde van de veertiendee eeuw in open verbinding met de Vecht. Beide dijken boden echter onvoldoende veiligheid. Men had daarom het voornemen in de Grote en Kleine Drecht, verbindingsarmen tussen Vecht en Naardermeer, een dijk of dam aan te leggen. De onderbreking van de watergangen ging echter niet zonder slag of stoot. Diverse partijen zagen nadelen aan een harde afsluiting. In 1383 en 1389 werden daarom uitwateringssluizen gebouwd, die de Vecht en het Naardermeer van elkaar scheidden. De Broekdijk en Keverdijk verloren daarmee hun functie, omdat het water in het Naardermeer niet meer werd opgestuwd.

Ontginningen en landgebruik: Alle opschuivende veenontginningen uit de omgeving, zowel die vanuit de zee als vanuit de Vecht, raaiden op dit meer. Dat betekent dat het Naardermeer steeds de achterzijde van de ontginning vormde, zoals die van de ontginningen aan de noordzijde, die ergens in het Gooimeer gestart moeten zijn en zich langzaam tot aan het Naardermeer uitbreidden. In die polder is aardewerk uit de twaalfde tot veertiende eeuw aangetroffen, wellicht op vroegere huisplaatsen.
Na de aanleg van de sluizen in 1383 en 1389 ontstond een nieuwe situatie. De landtong tussen beide verbindingsarmen groeide uit tot het eiland die Bosschen. Daarmee nam de verlanding van het Uitermeer sterk toe. De kapittels trokken het eigendom van dit nieuwe land naar zich toe en verpachtten het. In de zestiende eeuw vonden er meerdere processen over het eigendom van verschillende dynamische oeverzones plaats. Het meer breidde zich daarnaast als gevolg van golfslag na 1389 in oostelijke richting fors uit, terwijl in het westen klei vanuit de Vecht werd afgezet.
Rondom het meer lagen meerdere eendenkooien. In de eerste helft van de achttiende eeuw waren dat er minstens 3 binnen de Meerkade en één direct daarbuiten. Van deze vier eendenkooien is er nog slechts één over, in het oosten. De kooi in de Spijkerpolder verdween in de twintigste eeuw, de andere twee al eerder, terwijl er één nieuwe kooi bijkwam. Plaatselijk zien we er onder het bos in het reliëf nog wat van terug, zoals in het zuiden.
Al vanaf 1561 werd er nagedacht over drooglegging van het Naardermeer. Verder dan een opmeting van het meer kwam men niet. In 1604 en 1607 werden opnieuw activiteiten ontplooid. In de meent van Naarden, aan de rand van het meer, werd in 1614 door de stad een kade aangelegd met het oog op verkoop van landerijen. In 1614 had die verkoop plaats. Daar werden de enige cultuurlanden binnen de omkading van het Naardermeer tot stand gebracht die altijd zijn blijven bestaan. Er verrezen na 1614 huisplaatsen als de Groote Plaats (later Meerlust, nu Ridderhoeve), ’t Eerste Huis (nu Stadzicht) en de Kleine Plaats. Ten dele kwamen er functies ten dienste van de stad, zoals een blekerij voor wasgoed. Met de opbrengsten van de landverkoop verbeterde de stad Naarden haar vestingwerken.
In 1623 volgde de verkoop van het meer zelf, met de notabele Godard van Reede als mede-eigenaar en mede-uitvoerder. Men legde in de periode 1623-1626 een dijk, de Meerkade, aan en bouwde watermolens om het water weg te pompen. Door peilverschillen met de omliggende polders en de vele kwel was dat moeilijk. In 1629 werd de geslaagde droogmakerij tenslotte geïnundeerd om militaire redenen.  Daarmee werd de droogmakerij opgegeven, op een bescheiden poging vóór 1672 na. De Meerkade zorgde ervoor dat het meer binnen contouren werd ‘vastgelegd’.
Pas vanaf 1804 werd een volgende poging gedaan, nu met vervening en vervolgens inpoldering als doel. De molen De Onrust (1809) is nog een relict van die tweede poging en maalt nog altijd overtollig water via de uitwatering naar de Vecht weg. De kleilaag was echter onvoldoende en de kwaliteit van de turf viel tegen. Mogelijk werd in deze fase de Binnenmeerkade tussen het te vervenen en het droog te malen deel aangelegd. In 1831 werd nog een plan opgesteld door ingenieur F.E. Conrad, maar dat bleef onuitgevoerd.
De meeste relicten die nu nog te herkennen zijn, dateren van een poging tussen 1883 en 1886. Daarbij bleef het uiterste zuidoosten, waar door de zandbodem de sterkste kwel optrad, buiten droogmaking. Invloed van brak water uit de Zuiderzee en een slechte bodemchemische situatie zorgden voor zulke slechte economische omstandigheden, dat men de polder na drie jaar opgaf. Veel greppels en sloten van die laatste poging zijn nog steeds aanwezig, vooral in het zuidwestelijk deel (rond de plas Veertigmorgen).

Militair gebruik: Het gebied van het Naardermeer lag zeer strategisch in de zone rond de stad Amsterdam, en om die reden werd het gebied dan ook in 1629 al geïnundeerd. Het moest de sterkte van de Vechtlinie verhogen. In 1787 werden er aan weerszijden van de Karnemelksloot (onderdeel van de Oude Hollandse Waterlinie), en deels dus in het voormalige Naardermeer, redoutes gebouwd. Deze moesten een inundatiesluis bewaken. In 1812 werden ze geslecht, maar in 1873 opnieuw opgebouwd en voorzien van bomvrije gebouwen.
In de aanvankelijke plannen voor de aanleg uit 1863 liep de spoorlijn ten zuiden van het Naardermeer. Om militaire redenen werd de spoorlijn noordelijker gelegd, om te voorkomen dat de lijn evenwijdig aan de Nieuwe Hollandse Waterlinie zou komen te lopen. Het nieuwe tracé doorsneed de nieuwe linie loodrecht, langs Werk 3.

Ontwikkeling als natuurgebied: Het Naardermeer speelde een belangrijke rol in de opkomst van de Nederlandse natuurbescherming. In 1904 nam de gemeenteraad van Amsterdam zich voor hier stadsvuil te storten, aan te voeren via de spoorlijn die in 1874 door het Naardermeer was aangelegd. Het werd, ondanks dat de raad inmiddels had besloten er geen vuil te storten, in 1906 aangekocht door de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten. Het was daardoor het eerste gebied dat het predicaat van natuurgebied kreeg. Tot 1984 werd er nauwelijks in het beheer van het waterpeil ingegrepen. Na de afkoppeling van het te voedselrijke water van de Vecht in 1955 verdroogde het meer langzaam door wateronttrekking in de omgeving. Door maatregelen herstelde de hydrologische situatie vanaf 1984.

 

DE MUGGENBULT

Ondergrond bepaalt menselijk gebruik
Het uitzichtpunt Muggenbult ligt direct noordelijk van de spoorlijn, en dicht tegen de zuidelijke grens van de ontginning van 1883-1886. Die ontginningsgrens hangt direct samen met de ondergrond. Doordat in het zuidelijke deel sprake is van een zandondergrond, was de kwel daar te sterk en heeft men geen poging gedaan ook dat deel in cultuur te brengen. De aanwezigheid van zoute kwel heeft ertoe geleid, dat men de ontginning – net als eerder – in 1886 heeft opgegeven.

Menselijk gebruik vormt landschap
De herhaaldelijke pogingen van de mens om het watersysteem te beïnvloeden en het Naardermeer in te polderen heeft zijn sporen achtergelaten in het huidige landschap. Dat begon feitelijk al met de afdamming van de stroomopwaarts gelegen Kromme Rijn in 1122, daarna met de aanleg van de Broekdijk en Keverdijk en vervolgens de afdamming van de Grote en Kleine Drecht in 1383 en 1389. De verschillende inpolderingspogingen, waarbij ook de bekading (Meerdijk) werd aangelegd, hadden directe invloed op de omgeving van de Muggenbult. Bij dit uitzichtpunt is verder de invloed van de aanleg van de spoorlijn ook evident, die, zoals we zagen, om militaire redenen dwars over het meer loopt.

Mens en water
Het water heeft een bepalende rol gespeeld in de ontwikkeling van het landschap van het Naardermeer. Door de tijd heen weerde men teveel water, vanuit de rivieren of als kwel, zoet of zout. In de huidige situatie, als natuurgebied, zijn juist het peilbeheer en de nutriëntenrijkdom van het water van het Naardermeer bepalende aspecten. Bij het uitzichtpunt Muggenbult is verder nog van belang dat we hier aan de rand staan van een deel van het gebied dat na het staken van de bemaling in 1886 opnieuw is volgelopen, het Groote Meer.

Zichtbare zaken in het landschap

  • Cultuurhistorisch relevante structuren in de nabijheid van het uitzichtpunt Muggenbult zijn:
  • Eendenkooi ten noorden van het uitzichtpunt;
  • Ontginningen met erven en bijbehorende kade- en groenstructuren (incl. rabattenbossen) in het zuidoostelijk deel van het Naardermeer, binnen de Meerkade, vanaf de zeventiende (?) eeuw;
  • Forten langs de Karnemelksloot (1873), waarvan het westelijke binnen de bedijking van het Naardermeer, als opvolger van de laat-achttiende-eeuwse redoutes;
  • Spoorweg van de Oosterspoorweg uit 1874;
  • Meer of minder zichtbaar, tochten- en slotenpatroon van de ontginning in de jaren 1883-1886;
  • Sterk vernat middendeel van het Naardermeer (‘Groote Meer’) van na het staken van de bemaling in 1886.

Perspectief
Het gebied is met de Vereniging Natuurmonumenten als beheerder in goede handen. De belangrijkste toekomstplannen voor het Naardermeer als geheel zijn het opzetten van het waterpeil en het omzetten van landbouwgrond rond het Naardermeer in natuurterrein. Voor de specifieke geolocaties binnen het Naardermeer zijn geen veranderingen voorzien.

 

DE MACHINE 

Ondergrond bepaalt menselijk gebruik
Voor de algemene aspecten, zie bij De Muggenbult. In het kader van de drooglegging van 1883 heeft men aan de noordoostzijde van het meer, op de Meerkade, een stoomgemaal gebouwd om het meer droog te malen. Dit gemaal stond aan de lage noordzijde van het meer, in welke richting het water het eenvoudigst weg te pompen was. Door een sloot, die de Keverdijk doorsneed, werd dit gemaal aangesloten op de Naardertrekvaart. Aan de rand van het Naardermeer, bij de uitwatering naar de Vecht, lag vermoedelijk al vóór 1629 het Visschershuis, waar degene woonde die de visserij op het Naardermeer pachtte. Van hier liep een weg naar Muiden.

Menselijk gebruik vormt landschap
Voor de algemene aspecten, zie bij De Muggenbult. Als we het hebben over menselijk gebruik dat landschap vormt, speelt het gemaal voor de droogmaking van 1883 en inundatie (1886) uiteraard een centrale rol voor het hele Naardermeer. Een soortgelijke rol had in de poging van 1804 de windmolen De Onrust, gelegen ten noordwesten van het Naardermeer aan een uitwatering naar de Vecht.
Het noordelijke deel van het meer werd door de Binnenkade van het westelijke gescheiden. Deze kade dateerde mogelijk uit de ontginningspoging van 1804, en had wellicht verband met een afscheiding van het gedeelte dat men wilde uitvenen. Een niet-gedateerd plan voor een droogmaking uit de eerste helft van de negentiende eeuw laat deze kade expliciet zien. Van de kade zelf is niets of nauwelijks iets bewaard gebleven, maar omdat deze wel geïntegreerd werd in het plan uit 1883, is de erlangs lopende tocht (Luwe Tocht, Boomtocht) wel behouden gebleven.

Mens en water
Voor de algemene aspecten, zie onder 2 bij De Muggenbult. Inzoomend op het gemaal valt op dat het gemaal zelf wel bewaard is gebleven, maar de afvoersloot naar de Naardertrekvaart niet. De aanvoer aan de meerzijde is nog wel deels aanwezig. De Machine speelt daarmee een belangrijke rol in de waterbeheersing van het gebied vanaf 1883.

Zichtbare zaken in het landschap

  • Cultuurhistorisch relevante structuren in de nabijheid van het uitzichtpunt Machine zijn:
  • Het stoomgemaal met de inlaat aan de meerzijde, met de Meerkade;
  • Een laagte aan de overzijde van de A1 waardoorheen de afvoersloot liep;
  • De verkaveling met kavelsloten in de Keverdijksche Overscheensche Polder;
  • Het open water van het meer tot vlak achter het stoomgemaal als teken van het gemaal als beste afstroomplek voor het water;
  • De tocht met huisplaats van de Visschersplaats als oudere uitwaterplaats van het Naardermeer, met noordelijker langs de uitwatering de windmolen De Onrust.

Perspectief
Het gebied is met de Vereniging Natuurmonumenten als beheerder in goede handen. De belangrijkste toekomstplannen voor het Naardermeer als geheel zijn het opzetten van het waterpeil en het omzetten van landbouwgrond rond het Naardermeer in natuurterrein. Voor de specifieke geolocaties binnen het Naardermeer zijn geen veranderingen voorzien.

 

MEERKADE 

Ondergrond bepaalt menselijk gebruik
Voor de algemene aspecten, zie bij De Muggenbult. De natuurlijke grenzen van het Naardermeer, door winderosie ontstaan en naar het zuiden toe relatief stabiel door de ondiepe zandondergrond aldaar, bepaalden in 1623 uiteindelijk het verloop van de Meerkade. In het zuiden werd de Meerkade langs de Hilversumse Meent gelegd. Het tracé van de Meerkade vormde vervolgens in de daaropvolgende eeuwen het kader waarbinnen inpolderingen plaatsvonden, buiten de separate ontginningen die al vanaf 1614 in het Naardens deel hadden plaatsgevonden. Tevens ontstonden op of tegen de Meerkade of de kade langs de Karnemelksloot diverse huisplaatsen (Visschersplaats, Kleine Plaats, Grote Plaats, Eerste Huis) of utilitaire gebouwen, zoals het stoomgemaal De Machine. Daarmee zijn de contouren van het Naardermeer in de vroege zeventiende eeuw leidend geweest voor veel ruimtelijke ontwikkelingen daarna.

Menselijk gebruik vormt landschap
Voor de algemene aspecten, zie bij De Muggenbult. Hier kunnen we aansluiten op hetgeen we hiervoor hebben gezegd. De natuurlijke omstandigheden leidden tot de situering van de Meerkade (en de Karnemelksloot) in de vroege zeventiende eeuw. De aanleg van die structuren zorgden er op hun beurt weer voor dat de aardkundige situatie werd vastgelegd en er weinig dynamiek op het gebied van sedimentatie en erosie meer mogelijk was (voor zover die sinds de twaalfde-veertiende eeuw niet al sterk beperkt waren). De dynamiek die er nog was, was vooral het gevolg van herhaaldelijke pogingen tot inpoldering en ‘renaturering’. Tegen de kade zelf, zowel aan de zuidwest- als de oostzijde, stond echter vaak bos, vermoedelijk deels griendhout. In hoeverre het daarbij ging om een zone die vergraven was voor de aanleg van de kade zelf is niet duidelijk. De voet van de dijk was wel door een watergang van de binnendijkse landerijen afgescheiden. Tegelijk is voor dit aspect van belang dat, zoals al eerder gemeld, de verkaveling en ontwateringsstructuur uit 1883-1886 in een groot deel van het Naardermeer nog herkenbaar zijn. Door natuurmaatregelen na 1906 is een groot deel van het landgedeelte (opnieuw) bebost geraakt.

Mens en water
Voor de algemene aspecten, zie bij De Muggenbult. Ten aanzien van de Meerkade is vooral de waterkerende functie van de kade als onderdeel van een vroeg-zeventiende-eeuwse poging tot inpoldering van belang. In de daaropvolgende eeuwen heeft men steeds deze kade hergebruikt bij nieuwe pogingen. Tevens legde de aanleg van deze kade de contouren van het Naardermeer vast.

Zichtbare zaken in het landschap

  • Cultuurhistorisch relevante structuren in de nabijheid van het uitzichtpunt Meerkade zijn:
  • De Meerkade zelf, inclusief de plaatselijk relatief brede voet van de dijk en (relicten) van oude houtopstanden tegen de dijk, met plaatselijk sporen van rabatten;
  • De afwateringssloten langs de voet van de Meerkade, met name in het (noord)westen;
  • Het zeventiende-eeuwse cultuurlandareaal tegen de Meerkade en de weg Naardermeer (langs de Karnemelksloot), inclusief bestaande (soms jonge) en fossiele eendenkooien.

Perspectief
Het gebied is met de Vereniging Natuurmonumenten als beheerder in goede handen. De belangrijkste toekomstplannen voor het Naardermeer als geheel zijn het opzetten van het waterpeil en het omzetten van landbouwgrond rond het Naardermeer in natuurterrein. Voor de specifieke geolocaties binnen het Naardermeer zijn geen veranderingen voorzien.

 

Bronnen:

  • Barendregt, A., M.J. Wassen & P.P. Schot, 1995. Hydrological systems beyond a nature reserve, the major problem in wetland conservation of Naardermeer (The Netherlands). Biological Conservation 72 (1995), 393-405.
  • de Gans, Wim, Frans Bunnik & Geert van Wirdum, 2010. Het Naardermeer: een bijzondere en complexe ontstaansgeschiedenis. Grondboor & Hamer, jaargang 2010, nr. 1, p. 2-12.
  • Diek, R., S. Schep & T. Pelsma, 2014. Meer flexibel peilbeheer in het Naardermeer. Een praktijkonderzoek. CORSA 14.070185. Waternet, Amsterdam.
  • Faber, J.A., 2003. Een fiasco, maar geen catastrofe. De mislukte droogmaking van het Naardermeer en de familie Rutgers van Rozenburg. De Omroeper, jaargang 16, nr. 2, juni 2003, p. 54-69.
  • Koomans, R.L. en H. Jonkman, 2008. Kartering van de bodemligging en bodemsamenstelling in het Naardermeer. Medusa Explorations BV, Groningen.
  • Oude Elferink, Jos & Peter van der Linden, 1999. De eendenkooi van het Naardermeer. De Omroeper, jaargang 12, nr. 4, december 1999, p. 130-138.
  • Schaftenaar, H., 1976. Een middeleeuwse nederzetting tussen Muiderberg en het Naardermeer. Tussen Vecht en Eem, jaargang 6, afl. 5, december 1976, p. 143-149.
  • Schaftenaar, H., 1989. Twee hofsteden in de Naardermeer. De Omroeper, jaargang 2, nr. 3, juni 1989, p. 81-85.
  • Schaftenaar, H., 1993. Keveren, een voormalig middeleeuws gehucht in de Naardermeer. Westerheem 42-1.
  • Schaftenaar, H. (red.), 2005. De geschiedenis van het Naardermeer in kort bestek. De Omroeper, jaargang 18, nr. 1, maart 2005, p. 1-13.
  • Schaftenaar, Henk, 2006. ‘Uit de Naardermeer geklapt’. Wetenswaardigheden uit het archief van een honderdjarig natuurreservaat. De Omroeper, jaargang 19, nr. 2, juni 2006, p. 41-61.
  • Schaftenaar, Henk, 2007a. ‘En leeren doen zij het nooit!’. Duitsers op eendenjacht in het Naardermeer. De Omroeper, jaargang 20, nr. 1, maart 2007, p. 15-26.
  • Schaftenaar, Henk, 2007b. Zandgat of vogelplas? Het diepste watertje van het Naardermeer. De Omroeper, jaargang 20, nr. 2, juni 2007, p. 60-64.
  • Schaftenaar, Henk, 2008. De tuin van boerderij Meerlust: demonstratie van eeuwenoud recht. De Omroeper, jaargang 21, nr. 4, december 2008, p. 127-130.
  • Schaftenaar, Henk, 2009. Vissen op het Naardermeer. Piet Hoetmer vertelt. De Omroeper, jaargang 22, nr. 2, juni 2009, p. 41-60.
  • Schaftenaar, Henk, 2010. Grondvesten van ‘Stadzigt’ gelegd in 1614. Succesvol inpolderingswerk van de gebroeders Gerbrant en Marten Rutgersz. de Beer. De Omroeper, jaargang 23, nr. 2, juni 2010, p. 41-49.
  • Schaftenaar, Henk, 2011. Jonkheren contra Naarden – De heisa rond de schuldrest van de familie Van Reede inzake het Naardermeer. Tussen Vecht en Eem, 29e jaargang, nr. 2, mei 2011, p. 85-95.
  • Thijsse, Jac. P., 1905. Het Naardermeer. De Levende Natuur, jaargang 9, nr. 10, p. 193-205.
  • van Delft, S.P.J., F. Brouwer, R.H. Kemmers & B. Sijtsma, 2006. Inrichtingsplan Naardermeer-Oost. Alterra, Wageningen.
  • van der Lof, R.F.C., 1989. Achtiende eeuws vandalisme in de Naardermeer. Tussen Vecht en Eem, 7e jaargang, nr. 4, december 1989, p. 195-198.
  • van Welsen, Jaap, 2010. Gaten in de linies. De militaire invloed op de loop van de spoorweg door Bussum. Bussums Historisch Tijdschrift, jaargang 26, nr. 2, mei 2010, p. 22-26.
  • van Zinderen Bakker, E.M., 1942. Het Naardermeer. Een geologische, historische en botanische landschapsbeschrijving van Nederlands oudste natuurmonument. C.V. Allert de Lange, Amsterdam.
  • Verbers, Anja, 2006. Het Naardermeer: een bijzonder aardkundig monument. Tussen Vecht en Eem, 24e jaargang, nr. 2, mei 2006, p. 85-90.
  • Vrijlandt, P.M., 1988. De Naardermeer. De Omroeper, jaargang 1, nr. 4, september 1988, p. 125-126.

 

  • Overige documenten:
  • Bezoekersbrochure Naardermeer van Natuurmonumenten
  • AM 13 – Naardermeer AW nr 66
  • Natuur- en Landschapslan Poort Naardermeer, Bosch Slabbers