Onderbouwing-Plantage Willem III e.o.

bijgewerkt 25-05-2020

bron: © bureau's

Plantage Willem III

Plantage Willem III is een gebied met schrale graslanden en heide op de glooiende zuidflank van de Utrechtse Heuvelrug. De helling is zowel historisch als aardkundig een landschappelijke eenheid. De helling is een grote spoelzandwaaier ofwel sandr uit het Saalien. In de negentiende eeuw werd deze zuidhelling vanwege het warme microklimaat als tabaksplantage in gebruik genomen. Bospercelen en bomenrijen en enkele tabaksschuren herinneren daar nog aan. Direct ten noorden van de sandr ligt de hoger gelegen stuwwal, waar grafheuvels de hoogtes sieren.

Landschappelijke ontwikkeling

Geologie: Plantage Willem III ligt op de lage buitenflank (zuidflank) van de Utrechtse Heuvelrug (een stuwwal), ten oosten van Elst (Utrecht). De ondergrond bestaat uit grofzandige smeltwaterafzettingen die tijdens de voorlaatste ijstijd (Saale-ijstijd) in het smeltseizoen voor het ijsfront zijn afgezet in de vorm van grote spoelzandwaaiers (in jargon: sandr) . Aan de voet van de stuwwalhelling stroomde het smeltwater uit over de vlakte, waardoor de stroomsnelheid van het smeltwater abrupt verminderde en het zand en grind daar konden bezinken. In het terrein zijn ook nog sneeuwsmeltwaterdalen (‘droogdalen’) zichtbaar die goeddeels dateren uit de laatste ijstijd (Weichselien). Deze zijn zowel in de ijssmeltwaterafzettingen ingesneden, als iets dieper in de stuwwalflank ten noorden daarvan. De opbouw van de sandr is bestudeerd tijdens de aanleg van het ecoduct (onderkruising van de N225). De smeltwaterafzettingen worden ter hoogte van de weg Utrecht-Rhenen abrupt begrensd door rivierafzettingen. Het stromende water van de Rijn heeft hier in de loop van het Holoceen een deel van de smeltwaterafzettingen geërodeerd waardoor een zes meter hoge steilrand is ontstaan.

Geomorfologie: Op de hoge delen van de Utrechtse Heuvelrug domineert het stuwwalreliëf met glooiende hellingen en droogdalen. Het microreliëf bestaat uit lage erosierestanten en kleine duinvormen. De lage flanken bestaan uit zwakglooiende smeltwaterzanden doorsneden door sneeuwsmeltwaterdalen uit de laatste ijstijd. Op de stuwwal komen grofzandige moderpodzolen (Y30) voor en op de smeltwaterafzettingen ook armere grofzandige humuspodzolen (hd30).

Hydrologie: De hoge delen van de Utrechtse Heuvelrug fungeren als infiltratiegebied voor hemelwater, dat gebruikt wordt voor de drinkwaterwinning. Het inzijgende hemelwater treedt langs de voet van de heuvel naar buiten (kwel). Ook rivier(hoog)water draagt bij aan de natuurlijke kwel in de aangrenzende uiterwaard.

Pre- en protohistorisch landschap: Het hoogste deel van de plantage en het bos ten noordoosten ervan bestaat uit stuwwalmateriaal. Vanaf het laat-neolithicum bestond er een vestigingsvoorkeur voor deze relatief rijke gestuwde rivierzanden (met moderpodzolen, waaronder holtpodzolen). Veel grafheuvels op de hoogste delen van de voormalige plantage en in het bos daarboven getuigen daarvan. De grafheuvels werden aangelegd als monument en de zichtbaarheid in het landschap moet een grote rol hebben gespeeld bij het kiezen van de locatie. Dat is ook nu nog in het landschap te zien. Veel grafheuvels zijn goed zichtbaar vanuit de laagte, en andersom is vanaf de grafheuvels een imposant uitzicht mogelijk. Vanwege die vroegere zichtbaarheid lijkt het waarschijnlijk dat ook in de prehistorie het landschap al vrij open moet zijn geweest, met heide en schraalgraslanden. Om die reden herinnert het landschap ons niet alleen aan de tijd van de plantage of de geologische vorming, maar ook aan de prehistorie.

Ontginningen en landgebruik: Tot halverwege de negentiende eeuw stond het gebied bekend als de Remmerdensche Heide. Boeren uit de buurtschap Remmerden hadden gebruiksrechten en  lieten hier hun vee grazen. De kerk van Rhenen was al sinds de Middeleeuwen de eigenaar van deze heide. Dergelijke terreinen waren niet in cultuur gebracht, maar essentieel voor het landbouwsysteem van de zandgronden zoals dat vanaf de middeleeuwen tot stand was gekomen. De zandgronden hadden een beperkte hoeveelheid nutriënten waardoor akkers snel waren uitgeput. Door begrazing met vee konden van een groot areaal heide of bos de nutriënten via de mest van het vee op een klein areaal akkers worden verspreid. Door dit agrarisch gebruik maakte in de loop van de middeleeuwen het bos plaats voor heide. Anders dan elders op de Utrechtse Heuvelrug (zoals op het Leersumseveld) ging de heide niet verstuiven. De smeltwaterafzettingen bestaan uit grof zand (mogelijk met grind en leem) dat niet gemakkelijk verstuift. In het open heidelandschap waren de droge dalen goed zichtbaar.

In 1853 werd de Plantage Willem III (vernoemd naar de toenmalige koning) gesticht. Ongeveer 100 ha heide werd door de familie Ruijs voor 99 jaar in pacht genomen van de eigenaar, de Nederlands-Hervormde Kerk van Rhenen. Het is opmerkelijk dat juist hier in tabak werd geïnvesteerd. Voor tabak was veel mest nodig, meer dan op gewone landbouwgrond. En terwijl elders in Nederland tabak vooral werd geteeld op voorheen goed bemeste landbouwgronden, koos men hier voor heidevelden, waar al eeuwen nutriënten van waren onttrokken. Er waren ook gunstige factoren te noemen. De plantage lag min of meer op het zuiden, en dat was gunstig voor het warmtebehoevende gewas. Op het 100 hectare grote heideveld was bovendien een grootschalige aanpak mogelijk. Rond de plantage lag een brede bosstrook met geboomte en op de plantage werden lanen en bosjes geplant, die de wind braken en zo het warme microklimaat bevorderden. Met dat doel stonden op de tabakspercelen ook heggen van gevochten takken. In het seizoen groeiden daar klimbonen doorheen die de heg winddicht maakten. Er moeten enorme hoeveelheden mest zijn aangevoerd om tot een redelijke oogst te komen. De tabaksteelt was in de eerste jaren lucratief waarbij steeds een groter deel van het gebied werd ontgonnen. Er werd in de loop der jaren flink gebouwd, waaronder het hoofdgebouw, een herenhuis, arbeiderswoningen en 14 tabaksschuren met woningen aan de kop. Later in de negentiende eeuw werd de teelt minder rendabel. De beoogde plantage is nooit helemaal ontgonnen. Het meest noordelijke deel bleef heide. Op de ontgonnen gronden werd later fruit geteeld en vanaf 1964 werden er landbouwgewassen veredeld. Sinds 1995 is de voormalige plantage als natuurgebied in beheer bij Utrechts Landschap.

Delfstoffenwinning: In de heidevelden en het bos boven de Plantage liggen enkele kuilen, waar zand, grind of leem moet zijn gewonnen. In enkele gevallen lijkt er sprake te zijn van rijen kuilen of langgerekte kuilen die de strekkingsrichting van de dagzomende stuwingslagen volgen.

Militair: Tussen de plantage en de bebouwde kom van Elst lag tussen 1957 en 2011 een zogenaamd mobilisatiecomplex voor de opslag voor militair materieel tijdens de Koude Oorlog. De opslaggebouwen staan er nog.

Natuur: Het gebied is uit productie genomen en wordt nu beheerd als een groot droog schraalgrasland met boomgroepen. Het terrein wordt begraasd door Konik paarden, Galloway runderen en een schaapskudde. Ook grazen er wilde damherten. De gevarieerde begroeiing van kruidenrijke graslanden, boomgroepjes en struweel is van grote betekenis voor vogels als roodborsttapuit, geelgors, gekraagde roodstaart en boomleeuwerik. Ook de zandhagedis, vele vlinders, sprinkhanen en kleine zoogdieren voelen zich hier goed thuis Het heideterrein ten noorden van de plantage was deels begroeid geraakt met bos. In 2011 is dat omgezet naar heide, zodat het sneeuwsmeltwaterdal nu goed beleefbaar is.

Plantage Willem III is verbonden met de Elster Buitenwaard door een 80 meter brede faunapassage onder de provinciale weg N225. De pilaren van de passage bestaan uit gelaagd zand en fijn grind, zoals dat ook in de smeltwaterafzettingen voorkomt. In de Elster Buitenwaard wordt de komende jaren nieuwe riviernatuur ontwikkeld.

Ondergrond bepaalt menselijk gebruik

De hogere zandgronden waren vanaf het laat-neolithicum aantrekkelijk voor landbouw. Vanaf de middeleeuwen werd de landbouw geconcentreerd op de lage randen van de Heuvelrug. De droge zandgronden veranderden onder invloed van begrazing en plaggen van bos naar heide.

De droge zandgronden van de smeltwaterafzettingen waren eeuwenlang als heide in gebruik. De zuidelijke ligging van de helling en de mogelijkheid om tot grootschalige productie te komen, maakte deze locatie aantrekkelijk om in 1853 een tabaksplantage te beginnen.

Menselijk gebruik vormt landschap

De droge zandgronden op de stuwwal en smeltwaterafzettingen veranderden onder invloed van begrazing en plaggen van bos naar heide. Vanaf 1853 was er een grootschalige plantage. De bodem is in die tijd bemest, maar desondanks kon het gebied recent weer worden omgevormd tot schraal grasland.

Mens en water

Hoge bewoning op de stuwwal in de prehistorie was afhankelijk van beschikbaar water. Water kon stagneren op leemlagen of op ijzeroerbanken. De poel in het smeltwaterdal is mogelijk een voorbeeld van een plek met stagnerend grondwater.

Zichtbare zaken in het landschap

  • Het droogdal, de glooiende smeltwaterafzettingen
  • De iets steilere stuwwalhelling in het noorden
  • Grafheuvels, vaak op hoge zichtlocaties (met verre uitzichten en zichtbaar vanuit de laagte)
  • De zes meter hoge steilrand op de overgang van de uiterwaarden naar de Rijn.
  • Delen van de vroegere beplanting op de plantage zijn nog zichtbaar, enkele vroegere ontsluitingswegen zijn herkenbaar aan de nog bestaande bomenrijen die er langs stonden.
  • De grens tussen het gecultiveerde land en de heide is tegenwoordig nog te herkennen als een lage wal met zomereiken en linden erop.
  • Er zijn twee tabaksschuren op het terrein blijven bestaan.
  • De ligging van de groenstrook is nog herkenbaar aan de loop van enkele lanen in het bos.
  • De faunapassage onder de provinciale weg.

Perspectief

Het sneeuwsmeltwaterdal op de overgang van stuwwal naar smeltwaterafzettingen is voor Nederlandse begrippen zeldzaam goed zichtbaar en uitgeroepen tot aardkundig monument. De grafheuvels en de steilrand naar de uiterwaarden dragen bij aan het landschappelijk ensemble. De plantage is een voorbeeld van grootschalig ondernomen tabaksteelt in de negentiende eeuw. De plantageopzet is nog zichtbaar in de groenstructuren en de overgebleven tabaksschuren. Het hele gebied maakt deel uit van Natuurnetwerk Nederland en van Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug. In het gebied zijn wandelroutes, die ook aansluiten op routes naar de hogere delen van de Heuvelrug.

Bronnen

  • Blijdenstijn, R., 2015. Tastbare Tijd 2.0. Cultuurhistorische atlas van de provincie Utrecht.
  • Bronbacher, A.A. & W. Hoogendoorn, 1997. Aardkundige waarden in de provincie Utrecht.
  • Cruyningen, P. van en J. de Putter, 2008. Tabakasteels in Rhenen en Elst. Grootschalige teelt tot in de twintigste eeuw. In: Bultje van Dillen e.a., 2008, Geschiedenis van Rhenen.
  • Deys, H.P. z.j. De Geschiedenis van de plantage Willem III te Rhenen (op www.docplayer.nl).
  • Hoogendoorn, W., 2006. Sneeuwsmeltwaterdal Plantage Willem III. Aardkundige Excursiepunt 3. In: Grondboor & Hamer nr. 3 - 2006.
  • Kok, R., z.j. Enkele nieuwe inzichten in de ontginning en opzet van tabaksplantage Willem III bij Rhenen. (op de website www.geopark-heuvelrug.nl)
  • Straaten, R. van der & R. van Balen, 2010. Smeltwaterafzettingen ontsloten in de ecopassage bij Elst. In: grondboor & Hamer nr 2 - 2010.
  • Stichting Het Utrechts Landschap, 2009. Beheerplan Plantage Willem III, Remmerdense Heide en Elster Buitenwaard
  • geopark-heuvelrug.nl/geo-locaties/aardkundige-monumenten/plantage-willem-iii
  • https://rce.webgispublisher.nl/Viewer.aspx?map=groen%5Ferfgoed (groen erfgoed volgens B. Maes).
  • https://www.utrechtslandschap.nl/natuurgebieden/plantage-willem-3/
  • hisgis.fa.knaw.nl
  • http://www.hisgis.nl/hisgis/gewesten/utrecht/utrecht-1/Historisch-grondbezit-utrecht
  • https://www.provincie-utrecht.nl/onderwerpen/alle-onderwerpen/aardkundige-waarden-monumenten/aardkundige-monumenten/

Figuur 1. Situatiekaart van Plantage Willem III met hoogtebeeld (bewerkt AHN2). 1: stippellijn is vroegere omgrenzing van bezittingen van de Kerk van Rhenen, later bosstrook die mede diende als windsingel voor de plantage, 2: Plantage Willem III, 3: niet ontgonnen heide, werd bos, later weer omgevormd naar heide, 4: goed zichtbaar sneeuwsmeltwaterdal, 5: faunapassage, 6: Buitenwaarden, uiterwaarden van de Rijn. De rode driehoekjes zijn aanduidingen van grafheuvels en de blauwe voor andere begravingsporen (volgens Archis).

Figuur 2. Het sneeuwsmeltwaterdal met poel gezien vanaf de bovenzijde. Foto Overland 020.

Figuur 3. Vier grafheuvels aan de hoge kant van de plantage op de stuwwal. Foto Overland 026.

Figuur 4. Plantage Willem III op een kaart van omstreeks 1900. De bosstrook functioneerde net als laanbeplanting en bospercelen als windsingel in verband met het microklimaat. De bosstrook was echter al aangelegd voor 1853. Mogelijk waren er eerder ook al plannen voor een plantage. De strook ligt ongeveer op de grenzen van de bezittingen van de kerk van Rhenen. Op de kaart zijn de tabaksschuren goed te zien. Op kaarten vanaf 1912 is de bosstrook verdwenen om plaats te maken voor smallere bomenrijen.

Figuur 5. Het landschap van de plantage, met bomenrijen die vroeger langs de wegen stonden. In de verte een tabaksschuur. Foto Overland 025.

Figuur 6. De faunapassage gezien vanaf de uiterwaarden. Foto Willem Westland.